25 februari 2007

Mooie dagen

Zondag had ik afgesproken met Alexandra. Na een beginnetje te hebben gemaakt met mijn eerste email liep ik naar de zwarte kerk, waarvoor we elkaar om twaalf uur zouden ontmoeten. Ik was tien minuten te vroeg. Voor de kerk was het vol met Duitsers die uit de Duitse kerk tevoorschijn kwamen. Ik moest denken aan Rudolf van Amstel, uit "Kruistocht in spijkerbroek", die net als ik om twaalf uur op een bepaalde plek voor een kerk had afgesproken, maar juist dan midden in de weg van een optocht blijkt te moeten staan. Omdat ik haar niet dacht te zien maakte ik een rondje om de kerk. Om zeven voor stond ik er weer; nog maar een rondje, weer langs de man die tegen de hoek geleund staat, deze keer verlengd doordat ik moest wachten op twee meiden die een foto van elkaar maakten. Om drie voor bleef ik maar een beetje voor de kerk rondlopen. Je verwacht toch dat ze een beetje op tijd komt. De klok sloeg eerst twaalf keer, even later ruim honderd keer. Drie over twaalf. Als ze er om kwart over niet is, neem ik mezelf voor, zoek ik een telefoon en ga ik bellen. Acht over: is dit wel de goede kerk? Ik check de wegwijzer; ik sta niet verkeerd. Tien over duikt haar gezicht mijn bewustzijn binnen; alle zorgen waren voor niets. "Sorry", zegt ze, "ik stond om twaalf uur bij Livada Postei, waar iedereen normaal gesproken afspreekt, maar toen bedacht ik me dat we hier hadden afgesproken". "Geeft niets", zeg ik lachend. We liepen een ronde door Brasov, maar bekeken nu alles wat beter dan toen met Adriana. We vliegen overal lekker snel doorheen. In de bastion is een grote maquette die laat zien hoe Brasov er in jonger jaren heeft uitgezien. Er is een duidelijke scheiding tussen het Duits-Hongaarse en het Roemeense gedeelte. Om een of andere reden is het Duits-Hongaarse gedeelte veel donkerder gemaakt, dan het Roemeense. Een beetje zoals Mordor ten opzichte van de Hobbitstee. Waren de makers Roemenen? Na de bastion, de zwarte en de witte toren gaan we naar haar huis, waar ik een Roemeens samenraapsel te eten krijg! Het bestaat uit Ciorba, kaas, een of andere inheemse worst en een universeel eitje, naar eigen zeggen het toppunt van haar kunnen op culinair gebied. Na twee wijntjes aangelengd met mineraalwater met gas (schijnt gebruikelijk te zijn) ga ik weer naar het internetcafe, waar ik mijn mailtje aftyp.

Maandag mocht ik weer op de Adult-in werken. Ik help met het wassen van twee vrouwen, die daar zelf niet meer toe in staat zijn. Later heb ik een gesprek met de mannelijke patient, die de dinsdag ervoor in mijn bijzijn opgenomen werd. Ik vroeg hem of hij een spelletje, schaken ofzo, wilde spelen, maar daar heeft hij niet zo'n zin in. We praten over zijn zoon in Canada, het verschil tussen Roemeens en Moldaavs en hij probeert mij wat taal te leren. Hij verteld me over het lege bed, tegenover de zijne. Een man was 's ochtends overleden. 's Middags werk ik samen met Alexandra voor het dagcentrum.

Dinsdag vroeg de chef van de Adult-in of ik massages wilde geven. Natuurlijk wilde ik massages geven, maar ik had geen idee hoe het moest. "Als u me voordoet hoe het moet", zei ik. Handschoenen aan, lotion mee en naar de patient. De chef deed het niet echt voor, maar gaf gewoon wat aanwijzingen. "Met kleine bewegingen, zodat je de lotion erin werkt...". Het ging prima; weer wat geleerd! De mannen waren tevreden, zeiden ze. Ik wilde 's middags de Tampa beklimmen. Toen ik op het punt stond om te vertrekken, kwam Alexandra binnen. "Je gaat toch niet weg?", vroeg ze. "Nou ja, nu nog niet:P". "Ik ga wel mee naar de Tampa, maar dan gaan we heen met de lift". "Prima".

Om kwart over vier verlieten we de hospice. De lift zou kwart voor vijf sluiten. Terwijl we de weg overstaken werd er naar ons getoeterd. Alexandra wenkte me mee te komen. We stapten in de auto van haar ouders. Terwijl haar vader, met naast hem haar moeder, ons naar de lift reed kon ik genieten van de opmerkelijke Roemeense rijstijl. Het heeft veel weg van de Kroatische... Om zes over half vijf waren we bij de lift. "Ik kom zo terug", stond er op het briefje bij de kassa. We liepen naar boven waar een man ons duidelijk maakte dat er voor ons geen karretje meer naar boven zou gaan. Hem op de tijd wijzen hielp niet, de klant is geen koning. Toch maar lopend naar boven. Terwijl Alexandra haar landgenoten vervloekt, vooral de twee keren dat we een karretje omhaag zagen gaan, spoedden we ons naar boven. We weten niet goed hoe laat het donker zal worden. We kijken geregeld om ons heen of er geen beren zijn. Aan de andere kant van de Tampa, dicht bij de beste buurt van de flatgebouwen, komen de beren iedere avond de vuilnisbakken doorzoeken; een toeristische trekpleister waar taxichauffeurs gretig gebruik van maken. In een recordtijd van dertig minuten staan we, redelijk vermoeid en warm, op de top van het uitzicht over Brasov te genieten. Het ziet eruit als de maquette, die we zondag in de bastion gezien hadden. Na alles op het netvlies en met de lens vastgelegd te hebben rennen we over de gladde paden weer naar beneden.

Na deze klim probeer ik de volgende avond voor te bereiden. De volgende dag zou ik met Alexandra naar het oudste gedeelte van de stad gaan. Daarna zal ze bij mij Hollands komen eten. Hutspot! Ik had zelfs gehakt gekocht, dacht ik. Ik probeerde er gehaktballen van te maken, maar ook na droge broodkruimels te hebben toegevoegd is het nog steeds half vloeibaar. Zodra ik toch ronde klonten gehakt gemaakt heb, gooi mik er een paar in de pan. Omdat ze niet bruin worden, zet ik het vuur wat hoger. Nu worden ze zwart... Na ruime tijd open ik een van de ballen, die van binnen nog helemaal rood is. Ik proef, het is immers lang genoeg verhit. Het smaakt helemaal niet naar gehakt. Ik gooi de zwart rode ballen weg en probeer de anderen gewoon te rullen. Na tien minuten komt Laura, die twee ruimten verderop zat, klagen over het slechte zicht in huis. Na nog tien minuten, het vlees is nog steeds rood, stop ik er maar mee; we eten de volgende dag vegetarisch. Na het avondeten schil en snijd ik alle andere benodigdheden, en zet het buiten neer.

Woensdag werk ik in het dagcentrum, waar de zelfde groep als de week ervoor komt. We spelen elf potjes Rummi. Ik win acht keer van de man en de vrouw! 's Middags komt Alexandra weer. In plaats van op stap te gaan bereiden we wat voor voor het dagcentrum. Daarna gaan we naar mijn huis, waar ik de hutspot laat koken. Ze heeft er in het begin weinig vertrouwen in. Zij, die beweert niet te kunnen koken, probeert mij bij te sturen:P. Omdat er geen stamper is laat ik Kirsty en Alexandra de aardappelen, wortels en uien op hun bord prakken. Ik dacht dat ik geen saus had, maar bij het opentrekken van de koelkast kom ik de vergeten fles pastasaus tegen, die ik vorige week gekocht had. Een mazzeltje, want er is geen jus. Ze beweerden dat het lekker was. Dat vond ik zelf ook.

Donderdag kom ik Adriana en Elena weer tegen. Adriana had me door Brasov rondgeleid; Elena was ik de eerste dinsdag in de keuken tegengekomen, waar ze over haar ervaringen in Nederland vertelde. Het was een gezellige ochtend, waarin ik wat meer over Roemenie te weten kwam. Adriana is 23, gaat trouwen en verwcht over drie jaar met haar man een appartementje te kunnen huren. Haar aanstaande heeft in Irak geholpen, wat de financiele situatie een positieve impuls gegeven heeft. Elena is 26 en heeft berekend dat ze, als ze niet in het buitenland werk zoekt, nooit in staat zal zijn een eenkamerappartement te huren. Daarom wil ze graag in Nederland gaan werken, waar iedereen altijd blij is. 's Middags heb ik een gezellig gesprek met de plaatsvervangend vrijwilligerscoordinator en Alexandra, die meldt dat ze de volgende dag niet meekan gaan naar Bran, maar me uitnodigt om vrijdagavond, na Bran, een Duitser te ontmoeten. De volgende dag zouden we daarover kortsluiten. De coordinator vraagt me van welk soort films ik houd. "Ik hou van goede films", zeg ik naar waarheid. "Ja, niemand houdt van slechte films. Welke films zijn goede films?" "Euhm, 'the cell' en 'the machinist'." Dat was het goede antwoord: "Ja 'the machinist' is goed!"

Op de terugweg, met wat te eten in mijn hand, kom ik het bedelende meisje tegen, die ik al drie keer ontweken heb. Ze heeft weer dat kind bij haar. Ik had me twee dagen eerder al voorgenomen haar wat te geven; je loopt niet voor je plezier de hele dag met een kind in de kou mensen aan te spreken. Met mijn portemonnee open vraag ik: "Cati ani ai?". "Veertien", zegt ze. "Dat is mijn kind, hij is ziek", beweert ze over het jochie dat op een stuk brood loopt te kauwen. Ik geef haar een briefje. "Ik heb er nog een nodig voor medicijnen voor het kind", zegt ze met een moeilijk gezicht. "Ja, natuurlijk", denk ik. "La revedere", zeg ik. Even kijkt ze vriendelijk, voordat ik mijn blik van haar afwend.

Geen opmerkingen: