26 juni 2009

De op-twee-na grootste 'Rus' allertijden


Ben en ik wandelen richting de rivier, waar even later de eerste lift ons overheen brengt. Vervolgens brengt een gids, die vol van verwachting naar het komend toeristenseizoen uitkijkt, ons naar het dorpje Proshian, net voorbij de nieuwe miljonairswijk van Armenie. Een oude Mercedes brengt ons drie kilometer verder en een ander nog eens tien kilometer tot waar een bruiloftszanger ons oppikt en ons weer 20 kilometer verder brengt.
"Ik heb nog nooit in een Lexus gezeten", meld ik Ben terloops.
De volgende auto, die voor ons stopt, is een Lexus, door de Oekrainse bezitter zelf vanuit Luxemburg hierheen gereden. Hij vraagt ons in het russisch zijn telefoonsysteem in te stellen, zodat hij met de dashboardcomputer handsfree kan bellen. Deze is in het engels. Met het boekje van de auto komen we er al gauw uit. Hij heeft verderop een afspraak met 'vrienden', die hij telefonisch vraagt om ons verder te brengen. We moeten alleen wel een half uur op ze wachten, waarna we toezien hoe onze Oekrainse twintiger bij hen in de zwarte Wolga kruipt om daar wat zaken af te handelen; in mijn ogen verdacht voor duistere praktijken.

Zodra de deal gesloten is en de handtekeningen gezet zijn, stapt hij weer uit de auto en mogen wij er in. Echter blijkt dat de Wolga tweehonderd meter verderop niet meer onze route volgt. We stappen, na een uur voor niets gewacht te hebben, maar enkele ervaringen rijker, weer uit en worden vrijwel direct uitgenodigd door een Turkse vrachtwagenchauffeur. Hij blijkt naar Tbilisi te gaan; onze zorgen zijn verleden tijd. Wel wat oncomfortabel, met zijn tweeen op een stoel, maar de politie hier maakt zich daar niet druk om, verzekerd hij ons terecht in zijn paar woorden engels.

We waren al gelukkig met deze vrachtwagen, maar de vrouw die bij de grens achter ons staat te wachten om haar paspoort te laten stempelen houdt ons nog iets beters voor. Ze gaat met een auto en haar chauffeur direct naar de hoofdstad, en auto's rijden harder dan vrachtwagens en hebben bovendien meer stoelen. Daarom bedanken we de Turk en stappen in bij de Duitse Josefine. Josefine en haar chauffeur werken voor de Duitse ontwikkelingsdienst, al weet Josefine niet dat haar chauffeur dat ook doet. Dat hoor ik later pas van hem, waarbij hij me op het hart drukt het haar niet te vertellen. Zij heeft momenteel een aantal projecten in Turkije en Armenie onder haar hoede, die samen enkele honderden miljoenen Duitse euro's waard zijn. Hiervoor heeft ze in 41 andere Aziatische landen projecten begeleid, wat haar voor mij een interessante gesprekspartner maakt. Ze helpt me aan contacten in Tbilisi, die, in tegenstelling tot iedere Armeen die ik gesproken heb, wel contacten met Azerbeidzjanen onderhouden, en vraagt me haar te mailen als ik in de andere hoofdsteden nog iemand nodig hem. Hiermee brengt ze mijn onderzoek mogelijk een grote stap vooruit.

Nadat Janno haar bij haar hotel afgezet heeft, vraag ik hem of hij misschien een plaats weet, waar ik mijn tent kan opzetten. Na diep nadenken over een goede locatie, nodigt hij me bij hem thuis uit; slaapplaats geregeld.

Ben wordt in de buurt van zijn vrienden afgezet en wij rijden verder naar een dorpje twintig minuten verderop, waar we Armeens en Georgisch brood nuttigen, gecombineerd met een heerlijke vleesomelet, kaas, augurken, 2 soorten Georgische wijn en varkensvlees. Tijdens dit maal vertelt Janno over zijn huidige project in Gori. Daar worden nu, ook met Duits geld, 300 huizen gebouwd, om de door de oorlog verwoeste dorpen in Zuid-Ossetie te vervangen.

In de ochtend wijst hij me vanuit de bus aan waar ik uit moet stappen om Ben tegen te komen. Deze geeft me een rondleiding door het oude centrum van Tbilisi. Het eerste half uur ben ik vooral op zoek naar een plaats om mijn tas te stallen. Bij de kerk nemen ze hem niet aan. Een paar straten verder staat een overduidelijk onbewoond huis met een hek eromheen. Deze probeer ik te openen, wat gemakkelijk lukt. Een hond begint te blaffen en een man roept me vanuit een raam om de bovenste verdieping toe. Toch bewoond... Ik vraag hem of ik mijn tas in de tuin kan achterlaten. Omdat hij me niet verstaat, komt hij naar beneden, waar ik het nog eens vraag.
"In de tuin?", reageert hij verbaasd. "We zetten hem wel binnen neer."
We wandelen het gebouw binnen en zetten de tas in de eerste kamer aan de rechterhand. Hij beweert dat het een museum is, dat gerenoveerd wordt, maar van verbouwwerkzaamheden is geen spoor te bekennen. Ik hou het erop dat hij aan het kraken is. Als mijn tas kwijtraakt, weet ik in ieder geval waar ik moet beginnen met zoeken.

De Georgische specialiteit, atjaroelie, slaan we niet over. Het is een typisch gevormd brood, gevuld met kaas en halfrauw ei. Het is smakelijker dan het klinkt en het vult enorm. Neem de kleinste.

In de namiddag liepen we nog een rondje door de stad met Natja, de vriendin, waar Ben overnacht. Bij het huis van de president verblijven een paar demonstranten in tenten. Ik heb vannacht ook nog een slaapplaats nodig. Even later ontmoet ik Bob en Robert, twee in Georgie actieve mannen die elkaar alleen hier ontmoeten, terwijl ze laatst in Nederland in dezelfde stad woonden. Zij vertellen me het een en ander over de landen waar zij gewerkt hebben en ik naartoe ga en raden me een mooie dan wel spannende route aan. Ik moet nog maar zien of ik die neem. Het zal afhangen van hoeveel tijd ik heb. Ik kan bij Robert overnachten. Terwijl zij aan het toetje gaan haal ik mijn tas op. Natja had me verteld dat het gebouw waar ik hem achtergelaten had een oude synagoge was, maar de man, die daar verbleef, hield vol dat hij hier alleen maar werkte en zelf nog een ander huis had. Wellicht was hij een bewaker.

Na de nacht bel ik Maya op. Via via had ik haar telefoonnummer van Josefine uit Duitsland gekregen, omdat zij me in Tbilisi aan professoren zou kunnen helpen. Dat is helemaal niet nodig, want Tbilisi valt buiten mijn onderzoek, maar nu bood ze aan me een tuberculosekliniek te laten zien. Vanaf de Rustaveli-straat, die, net als het vrijheidsplein, geblokkeerd is met plastic cellen, als protest tegen president Saakashvilli, bel ik haar op om een afspraak te maken.
"Waar ben je nu?", vraagt ze.
"Rustaveli, bij het gouden standbeeld"
"Oke, ga voor het gebouw met de klok staan, dan kom ik daar nu naartoe"
Zo een service had ik niet verwacht, maar goed, op mijn sandalen en in mijn toeristenkleding wacht ik tot zij me naar haar auto, waarmee ze mij door die plastic cellen niet kan bereiken, laat lopen. Strak in het pak brengt ze me naar het ziekenhuis toe, waar ze me bij de directeur aflevert. Zelf gaat ze met haar auto terug naar haar eigen werkzaamheden, terwijl de directeur me een dokter toewijst, die me in anderhalf uur het hele complex laat zien, inclusief enkele patienten. Eerst bezoeken we de afdeling waar iedere dag dezelfde mensen langskomen om onder toezicht een kuur aan pillen in te nemen. Dit doet een patient met een lastig behandelbare vorm van tuberculose, na enkele maanden tot een half jaar opgenomen te zijn geweest, nog tenminste een jaar lang. Dat zijn de betere patienten in dit ziekenhuis. Anderen hebben een nog ernstigere vorm, waar je ten minste twee jaar dagelijks voor langs moet komen. Een man, die het zelf erg goed doet en weinig klachten heeft, laat me in gebarentaal per pil zien welke bijwerkingen erbij horen. De dokter vertelt dat ze ervan baalt bij het begin van de behandeling over alle bijwerkingen te moeten vertellen, omdat nu een onwaarschijnlijk hoog percentage aangeeft die bijwerkingen te hebben. Even later komen we op de gang een meisje tegen dat een waardebon komt afhalen. Als je een maand lang netjes alles in het zicht van de zusters ingenomen hebt, krijg je een bon, waarmee je ergens voedsel kunt halen. Met een mondkapje op bezoeken we enkele bedpatienten. Ander bezoek mogen ze alleen vanaf het balkon bezwaaien. Van een vrouw wordt me even het recente levensverhaal geschetst: familieleden vorig jaar tijdens de Russische bombardementen omgekomen, gevlucht uit Zuid-Ossetie, haar dorp bestaat niet meer. En nu een paar maanden in bed, met als 'bijwerking' depressie, dat inderdaad door een van die pillen zou kunnen komen. Zou kunnen.

Een middag wandel ik wat door het centrum. Twee mannen spelen een dobbelspel met damstenen op straat, waar om de hoek een man op zijn hurken zit te lezen, terwijl een verliefd stel door een MP3-speler in harmonie wordt verbonden en paren dan wel vrienden in auto's zitten te zitten. Oude vrouwen staren op houten stoelen gezeten door de ruiten van sierlijke decennia geleden in heldere kleuren beschilderde balkons en in ieder parkje lessen mensen achter elkaar aan hun dorst met behulp van anonieme fonteintjes; Tbilisi heeft wel wat, zo langs de rivier, deels in toom gehouden door een hoge rotswand, met de oude stad, groot genoeg om in te verdwalen en op iedere hoek een kerk, in de gaten gehouden door het fort, vergezeld door het glazen huis van de miljonair. Ik zou hier kunnen wonen, vermoed ik.

Ik besluit mijn vertrek naar Azerbeidzjan op aanraden van Robert nog een dagje uit te stellen. Ik heb immers nog weinig anders dan de hoofdstad gezien. Daarom neem ik de bus naar Gori, nog steeds veel bezocht vanwege zijn beroemde zoon: Josef Stalin. En daar zijn ze trots op! Aan het grootste plein op het grootste kruispunt rijst zijn standbeeld nog altijd hoog in de lucht en even verderop, onder een door marmeren pilaren gesteund afdak, staat het huisje waar hun held geboren is; het enige huis uit die tijd die hij heeft gespaard. De rest van de wijk is vernietigd voor het grootse Stalin-museum, waar alle daden van deze machtsheer uitvoerig worden beschreven. Nouja, alleen alles wat positief gebracht kan worden natuurlijk, want dat is wat de Georgiers graag willen en waar ze nog altijd heilig in geloven.

Nadat de suppoost me ook in het kamertje waar hij geworpen is heeft gelaten, en we ook nog eens zijn persoonlijke treinwagon hebben doorgelopen, loop ik de stad uit. Onder de met wijnranken overhangen veranda's door bereik ik het einde van de buitenwijk, vanwaar ik met twee auto's en een brommer met laadbak richting een uit de rotsen uitgehakte stad lift. Het bleek nog anderhalf uur lopen. Het stadje was leuk om gezien te hebben, maar niet spectaculair. Daarbij kwam dat ik me aardig zorgen over de terugweg begon te maken, aangezien het al aardig laat begon te worden en ik voor de verandering geen tent bij me had. Maar als altijd liet mijn geluk me niet in de steek. Bij de uitgang stap ik gewoon de eerste auto in, die juist wegrijdt, en deze neemt me vanzelfsprekend mee. Hij wordt bestuurd door een bakker die alle winkels van broden voorziet. Vanwege de politie neemt hij me liever niet mee naar Tbilisi, waar hij wel heen moet, maar zet hij me bij het busstation in Gori af. Vandaar ben ik mooi op tijd terug om met Robert nog een lokaal restaurantje te bezoeken, waarna ik even van zijn internet gebruik maak en op bed de volgende morgen opwacht.

16 juni 2009

Arm-enie?


Twee oude vrachtwagentjes brengen me voorbij Marneuil, waar de man me oppikt die me tot het centrum van Alaverdi in Armenie brengt. Bij het afscheid vraagt hij om geld. Door een miscalculatie denk ik hem vijf euro te geven, een groot deel van mijn dagbudget, maar later blijkt dat het maar twee euro was. Toch besluit ik direct mijn liftstrategie aan te passen, want, terwijl het in west-Europa logisch is dat je alleen maar meerijdt, is dat hier niet het geval, en bovendien is het hier vaak onduidelijk wie openbaar vervoer is en wie niet. Geregeld stoppen mensen, die eigenlijk helemaal niet van plan waren hun stad te verlaten. Maar als ik ze 50 dollar geef, willen ze me best naar de volgende stad brengen. Zodra ze mij zien veranderen ze spontaan in taxichauffeurs. Ik probeer voortaan eerst te achterhalen waar de bestuurder zelf naartoe wil gaan, wat zelden lukt, om dan pas te vertellen waar ik heen wil. Als ik eenmaal in een auto zit, die toevallig dezelfde kant op gaat als ik, begin ik enthousiast te vertellen dat ik geneeskundestudent ben en dat ik zonder geld van Holland naar de Kaukasus gelift ben. Daarmee is alles direct duidelijk. Tot nu toe heeft niemand me op dat punt uit de auto gezet.

De volgende bestuurder was toch een taxichauffeur, maar op de terugweg van een ritje naar Tbilisi, en voor twee 'Universiteit Leiden' pennen voor zijn zoontje en dochtertje wil hij best van mijn gezelschap genieten. In Vanadzor loop ik eerst anderhalf uur tot het eind van de stad, waar een volgende me in een Lada een verlaten bergweg mee opneemt. Waar hij naar zijn dorpje afslaat staat een koppel te wachten tot haar bus haar op komt halen. Ik ben sneller in Dilizjan, met een militair en drie bijrijders in een Wolga, vernoemt naar die rivier vanwege de sloten brandstof, die er iedere kilometer in verdwijnen. Daar komt zij even later ook aan met haar bus, om op de volgende te gaan staan wachten. De militair had me bij een collega gedropt, die ook mij, onsuccesvol, in een bus probeert te praten. Ondanks hiermee twintig minuten verspild te hebben, denkende dat hij een andere lift voor me zou regelen, ben ik weer eerder weg dan dat meisje dat met de bus gaat, met als verschil dat ik voorin in een nieuwe auto zit, in plaats van opgevouwen in een volgepropt Volkswagen busje. Daarbij komt dat ik goede gesprekken heb met een engels sprekende Armeen, die me meeneemt naar het dorp waar familie van hem woont, waar ik frans spreek met zijn dochter die dat studeert, en we een goede maaltijd nuttigen. Vervolgens rijden we met zijn vieren naar Yerevan, waar zij bij me blijven wachten tot gastheer Nourhan me van de straat haalt.



"Can I help you?"
Na een half uur door de gangen van de Yerevan Medical State University gedwaald te hebben, op zoek naar een bibliotheek voor internet en een printer, waar ik na een goed verhaal gebruik van hoop te kunnen maken, vraagt een jongen die in een groep voor de Syrische vlag van een internationaal aangekleedde gang staat me, of hij me kan helpen.
"Tuurlijk!", zeg ik, blij dat ik, na drie rondjes door het gebouw gewandeld te hebben, opgemerkt word.
"Spreek je Duits?"
"Ja"
"Dus je komt uit Duitsland?"
"Nee, Nederland. En jij?"
"Aus Zuria"
"What, Zurich?"
"Nee, Zuria..."
"?"
"Come on, you don't know Syria?"
"Oh, Syrie!"
"So, waar kom jij vandaan?"
"Holland"
"Holland..., Holland... Nóóit van gehoord..."
"Jaja, sorry hoor. Ik wist gewoon de Duitse naam voor Syrie niet, tuurlijk ken ik jouw land"
"Maar wat doe je hier?"
"Over het algemeen doe ik een onderzoek, maar op dit moment ben ik op zoek naar de bibliotheek"
"Oke, kom mee, ik breng je daar!"

Eenmaal buiten besluiten we eerst een smakelijke Arabische hap te halen, terwijl hij vertelt hoe hij hier beland is. Hij had 18 jaar in Duitsland gewoond en naast zijn Syrische een duits paspoort gehad, vertelde hij. Toen zijn enkele terroristen in het World Trade Center van New York gevlogen en werd zijn Duitse paspoort hem ontnomen. Vervolgens probeerde hij in Syrie de geneeskundestudie binnen te komen, maar daarvoor waren zijn cijfers te laag.
"En in Armenie nemen ze iedereen uit het buitenland aan", zegt hij. "Daar verdienen ze geld mee. Eigenlijk was ik van plan vanuit Yerevan naar Duitsland over te stappen. In theorie is dat mogelijk, maar in de praktijk wordt het te lastig gemaakt"
"Is de studie hier goed?"
"Nee.", antwoordt hij lachend. "We stoppen hele boeken in ons hoofd, maar ze maken geen dokters van ons. Alleen maar experts in de geschiedenis van de geneeskunde... Daarbij komt dat de professoren heel streng zijn. Als je een les mist moet je het jaar over doen. Een meisje had haar been gebroken en kon daardoor niet komen, dus ze belde de directie. Deze melde haar doodleuk dat ze dan toch nog een tweede been had, waarmee ze de trap bij de hoofdingang kan beklimmen... Succes met het regelen van je onderzoek hier!"

Hij brengt me op mijn verzoek naar een internetcafe, waar ik behoefte aan heb omdat ik een aantal vragenlijsten moet uitprinten. Dit lukt hier niet, waarop ik het bij de universiteitsbibliotheek probeer. Daar heb ik iets meer succes, maar wordt me niet toegestaan te printen:
"Only for staff, I told you!", maakt de beheerder me zijn standpunt duidelijk.
Ik besluit tot de volgende dag te wachten, om tips aan de vrouw van 'Buitenlandse zaken' van de universiteit te vragen, die ik dan zal ontmoeten.

Met moeite vind ik mijn weg terug naar Nourhan, waar ik verblijf. We besluiten te gaan tafeltennissen. Onderweg naar het park komen we langs een goedklinkend feest. Een be-dreadlock-te reiziger probeert daar, met zijn Mac-laptop in de hand, naar binnen te gaan, maar wordt tegengehouden, net als wij, wanneer wij op hoop van zegen de deuropening doorstappen.
"Een of ander ambassadefeestje", spreekt Nourhan zijn gedachte uit, terwijl we langs de reiziger lopen en ik deze aanspreek:
"Op zoek naar Wi-fi?"
"De eerste behoefte van iedere backpacker", antwoord Mikael uit Duitsland, website ontwikkelaar die van de afgelopen 20 maanden er drie in Duitsland heeft doorgebracht, voor zijn vriendin. Hij is onderweg naar Iran, Saoedie-Arabie en Dubai, om vanaf daar naar Australie te vliegen. Mikael blijkt ook couchsurfer te zijn, nu op zoek naar draadloos internet voor zijn laptop om voor vanavond nog een slaapplek te vinden. Nu hij zijn reisgenoot kwijtgeraakt is, die iemand in Yerevan geregeld had, moet hij zelf op zoek. Hij probeert voor het cafe, waar we niet binnengelaten werden, verbinding te krijgen, maar heeft geen succes, zelfs niet als hij zijn Mac, waarvan de antenne in het ondervlak verwerkt zit, op z'n kant zet. Nourhan belt een vriendin op en zijn slaapplek is voor elkaar. We gaan gedrieen tafeltennissen. Nourhan vertelt me de Syrier te kennen, die ik in de universiteit tegengekomen ben, en meldt dat deze niet vanwege Osama Bin Laden uit Duitsland is gezet, maar gewoon omdat hij aan de Duitse universiteit te lage cijfers haalde.

Na het tafeltennissen gaan we, na als avondeten enkele broodjes nutella te hebben verorbert, naar een couchsurfing pubquiz. Daar kom ik Maria uit Roemenie, Ben uit Londen en Daniela uit Brazilie tegen, waardoor de dagen erop een stuk internationaler zijn geworden. Maria en Daniela zitten voor langere tijd in Yerevan om Roemeens en Portugees aan taalstudenten te leren. Je kunt hier, naast vele andere talen, ook Nederlands, Koreaans en Japans leren. Later in de week kom ik de lerares Nederlands zelfs tegen, samen met een andere Syrier, die ook Nederlands praat. We waren toevallig alledrie bij Daniela thuis beland. Ben is op weg naar Nieuw-Zeeland. Helaas is, omdat hij Engels is, zijn visum voor Iran geweigerd. Daarom reist hij nu via Georgie terug naar Turkije, waar hij net vandaan komt, om dan onder andere via Syrie, Oman, Pakistan en Tibet in Australie te geraken. We werden tweede in de quiz; dat is niet aan mij te danken.

Na dit feest bezoeken we de supermarkt, die hier 24 uur per dag open is, om ontbijt te regelen. De kledingvoorschriften van het personeel maken dit een aangename bezigheid, waardoor wij, de mannen, het niet erg vinden dat Danielle er met haar gebroken been iets langer over doet.

Voordat ik de volgende morgen om 11 uur naar de vrouw van buitenlandse zaken ga, die Astrik blijkt te heten, ontbijt ik met ongeveer dezelfde mensen van de avond ervoor bij de Braziliaanse thuis. Nourhan en ik bellen hen uit bed wanneer we voor de deur staan. Een schande, maar dat maken we goed door een omeletje te bakken.

Astrik print mijn vragenlijsten in twee talen uit en regelt dat Lilo, een van haar medewerksters, me assisteert. Samen bezoeken we verschillende engels en russisch-sprekende professoren. Het lijkt wel alsof de professoren beter engels spreken, naarmate ze meer internet gebruiken. Of zou het andersom zijn, dat ze meer internet gebruiken, wanneer ze engels spreken? Dankzij een van hen, professor Markosyan, beland ik in een conferentie over het verband tussen de hoeveelheid seksuele activiteit en het genot dat daarvan ondervonden wordt. Typisch is dat de engels-talige spreker zich bij iedere grafiek, waarin resultaten uit verschillende landen weergegeven worden, excuseert dat Armenie, Georgie en Azerbeidzjan en geheel centraal Azie niet gemeld worden, terwijl Afrikaanse, Europese en Amerikaanse landen wel terug te vinden zijn. Het lijkt wel alsof de internationale gemeenschap niet zo geinteresseerd is in deze landen. Al is de geneesmiddelenindustrie dat wel, zo vertelt een andere professor me, waarmee ik in plaats van de gebruikelijke 20 minuten wel twee uur in gesprek ben. Hij noemt zonder problemen enkele geneesmiddelen op, die hier, aangemoedigt door wereldwijd bekende farmaceutische bedrijven, door doktoren voorgeschreven worden, maar in Europa niet te krijgen zijn. Dit omdat onderzoeken hebben aangetoond dat deze medicijnen niet werken of teveel bijwerkingen hebben. Maar goed, die bedrijven willen na jaren onderzoek en ontwilleling er toch wel graag geld mee verdienen, dus dat doen ze hier, in de grijze vlekken op de wereldkaart.
"Waarom gebruikt u informatie die door de farmaceutische industrie geleverd wordt?", vraag ik, zoals mijn vragenlijst me laat doen.
"Omdat ik hun leugens moet kennen om ze voor het gerecht te kunnen slepen!"
Dat had nog niemand eerder geantwoord, maar deze professor, die jaren in Amerika gewerkt heeft en daardoor goed in staat is verschillen op te merken en bovendien nog steeds via zijn Amerikaanse ziekenhuis alle online informatie tot zijn beschikking heeft, terwijl zijn Armeense collega's continue tegen wachtwoorden en hoge rekeningen oplopen, heeft zijn levensdoel gevonden. Hij wordt voortdurend door zijn oude collega's gevraagd terug naar overzee te vliegen. Hij doet het niet, ondanks dat doktoren hier slechts 150 tot 200 dollar betaald krijgen (de directeur van een van de ziekenhuizen, die ook dokter is, vangt 500 dollar per maand), terwijl de huur van een appartement 250-300 dollar per maand is. Dat laat het leven onmogelijk klinken, en dat is het ook, ware het niet dat ze hun huizen niet huren, maar kopen. En lang bij hun ouders wonen, of hun ouders bij hen.

's Avonds vertelt mijn gastheer Nourhan, een Armeen die uit Libanon komt, net uit zijn studie rolt en twintig jaar oud is:
"Ik maak me druk om mijn nieuwe baan in het restaurant, waar ik gisteren voor ben aangenomen. Ze denken dat ik perfect ben. Ze hebben me aangenomen voor de klantenservice. Dat betekent dat ik de hele dag sociaal moet zijn, moet lachen en nieuwe klanten moet binnenhalen. Het probleem is dat een van mijn vrienden daar serveerder is en ik nu boven hem kom te staan. Daarbij komt dat het de eerste keer is dat iemand deze functie krijgt in dit restaurant. Mischien ben ik wel de eerste in Armenie. Geen idee. Alle anderen, die, net als ik eerst was, serveerder zijn, zullen niet begrijpen, waarom juist ik die baan krijg. Het salaris is 500 dollar per maand! En dat is vast, hoog seizoen of laag seizoen, het hele jaar door!"
"Dus dat is een goed salaris...", vraag ik me af. Dan heb ik nog niet gehoord wat doktoren verdienen.
"Ja, dat is hoog, maar later deze week gaan we nog over het salaris discussieren. Ik weet niet hoe ik overtuigend moet overkomen. Ik denk eigenlijk dat ze alleen maar willen dat ik een paar weken nieuwe klanten binnenhaal en me er daarna, na een week of drie, eruit gooien..."
"Hoeveel uur per week moet je werken, of per maand?"
"Acht uur per dag"
40 uur per week, reken ik gemakkelijk uit. Een paar momenten later bedenk ik: 180 uur per maand voor 500 dollar...
"Ohja, je bent klaar met je studie natuurlijk"
"Nee, ik studeer dan in de ochtend van 9 tot 3, en daarna werk ik 8 uur. Behalve op zondag, op zondag werk je de hele dag..."
"Wacht even, dus je werkt 6 dagen per week?"
40 uur doordeweeks plus 1 "hele" zondag moet minstens 50 uur per week zijn.
"Is dat niet illegaal?", vraag ik.
Hij lacht sarcastisch: "Niet in Armenie"
Ongeveer 230 uur per maand voor 500 dollar: 2,20 per uur=1,70 euro per uur, schat ik in gedachten in.
"Daarom haat ik dit land", vervolgt hij geagiteerd:" Ik ben niet jong meer, man! Ik heb last van mijn rug! Ik heb serieus een behandeling nodig, als ik straks 's ochtends naar de universiteit moet, vervolgens acht uur werk en dan nog naar mijn sport moet... Je hebt gezien dat ik gezond leef: ik sport twee tot drie uur per dag en eet veel groenten. Ik ben speciaal. Je hebt mijn leefstijl gezien; zo leven de Armenen niet. Ze eten alleen maar aardappelen man! Dat is waarom al die meiden zo mooi slank zijn; ze hebben niets te eten. De Armenen kopen sigaretten voor 0,45 dollar, roken van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, kijken alleen maar televisie en eten alleen maar aardappels! De ene dag koken ze de aardappels, de volgende dag eten ze aardappelpuree, dan een keer gebakken..."
"Zonder groenten?"
"Ja, ze kunnen geen 2 euro voor een paar wortels betalen. Kun je je voorstellen als je een gezin hebt. Denk je dat ze hier leven zoals ik leef?"
"Dat klinkt als wat ik in Afrika gezien heb... Met als verschil dat jullie hier in soviet-appartementen wonen. Aardappels... Twee eeuwen geleden leefde de bevolking van Nederland van kale aardappels", als ik van Gogh moet geloven.
"Ja; op straat zie je alle meiden in hun bling bling kleding met I-Phones paraderen en je ziet ze op hoge hakken in ons smerige openbaarvervoerssysteem zitten. Dat is allemaal nep. Je wil niet weten waar ze vandaan komen om in het mooie centrum te laten zien hoe knap en rijk ze wel niet zijn! Ze komen vanuit dorpen en afgelegen buitenwijken om door de winkelstraat te lopen en daar op de bankjes te zitten om te doen alsof ze rijk zijn, maar ze wonen allemaal in dezelfde bende! En die I-Phones... Mensen in het buitenland nemen een abonnement die ze nooit betalen. De telefoon sturen ze dan naar Armenie en niemand die daar dan nog wat aan doet. Ze zijn allemaal gejat. Echt: niemand heeft die 1000 dollar die dat ding hier kost betaald. Maar zo wil ik niet leven. Al dat fake gedoe. Ik wil echt leven. Het is 2009! En zie hoe ik hier leef! Die bank, dat bed, deze stoelen, waarvan de leuningen kapot zijn... Zo wil ik niet leven!", schreeuwt hij uit. "Dat is waarom ik 100 dollar per week besteed! Je hebt gezien hoe duur het eten hier is. Wil je wat groenten, dan ben je zo 2000 draham kwijt! Vijf dollar voor een komkommer en vier tomaten!"
"Het eten is hier inderdaad duurder dan in Nederland ja. Ik zou het hier niet redden. Alleen de huur is hier veel goedkoper"
"Alleen dat ja. Ik betaal nu 200 dollar per maand, maar eigenlijk is de prijs 300 dollar. Dat is omdat ik er over vier maanden uit moet. We hebben het op een akkoordje gegooit. Maar 300 dollar aan huur... Weinig mensen verdienen meer dan 350 dollar... Nu bedenk ik me: volgens mij besteed ik vaak wel 200 dollar in een week. Mijn ouders sturen 500 dollar per maand. Kun je je voorstellen wat dat betekent voor een familie in het midden-oosten?"
"Dat is veel geld. Niet alleen in het midden oosten. Ik denk niet dat mijn ouders dat zouden kunnen betalen. In West-Europa is dat ook veel geld"
"Ze betalen mijn studie ook. 3500 dollar per jaar! Wat kost jouw studie?"
"1500 euro per jaar, maar we moeten ook onze boeken betalen en een laptop kopen, dus dat is ongeveer 2000 euro per jaar. Maar de staat geeft me 3000 per jaar. Daarmee huur ik mijn kamer"
"Alles is zo achterlijk duur in dit land. En slechte kwaliteit! Slechte kwaliteit studies, slechte kleding, alleen maar rotzooi. Pas als in het westen een produkt niet verkoopt brengen ze het naar Armenie. Daar is de kwaliteit veel beter. Van de winter is er een wasmachine geveild. Een duitse. Hij ging weg voor 80000 draham. Dat is ongeveer 260 dollar. Ze hebben het nooit meer voor zo weinig gedaan. De rest is duurder"
"Ik heb gewoon een wasmachine op ebay gekocht. Oud maar werkend. Voor 50 euro had ik een wasmachine. Jullie hebben internet nodig"
"Een goede connectie kost 200 dollar per maand... Dat is onbetaalbaar", overdreef hij sterk. Een ander vertelde me een 256 kb verbinding voor 30 dollar per maand te hebben.
"In het westen is het de laatste paar jaar pas goedkoop geworden. Waarschijnlijk komt dat hier ook binnen een paar jaar"
"Het is hier duurder geworden en is nu al vier jaar dezelfde prijs"
"Ik hoop dat het beter wordt voor Armenie. Hoe kan het dat je Libanees, Syrisch en Armeens bent?"
"Libanon was tot 2000 bezet door Syrie. Mijn vader heeft toen ik geboren werd daarvan gebruik gemaakt door ook een Syrisch paspoort aan te vragen. Maar eigenlijk is mijn familie Armeens"
"Welke landen kun je met deze paspoorten bezoeken?"
"Alleen de Arabische wereld, dus van Marokko tot aan Dubai."
"En met je Armeense?"
"Ik heb geen Armeense; die kost 500 dollar voor 10 jaar. Dat kan ik niet betalen."

Twee dagen later wist hij wat uiteindelijk zijn salaris zou zijn: 700 dollar per maand.

In het weekend is het tijd voor een portie toerisme. Samen met Ben uit Engeland nemen we een bus naar het zuiden en bezoeken we Noravank, een of ander klooster, waar iedere toerist naartoe gaat. Van daaruit wandelen we een stukje terug, op zoek naar een middeleeuws dorpje. Omdat we het niet kunnen vinden en zin hebben om van de gebaande paden te wijken, waden we door een riviertje om een berg te beklimmen. We vinden het dorpje. Het ligt naast een modern dorp dat letterlijk met de grond gelijk gemaakt is. Wellicht twintig jaar geleden nog bewoond door Azerbeidzjanen, al weet ik dat niet, maar het is duidelijk dat wie hier dan ook geleefd heeft, zeker niet meer terug mag komen. Hoog boven ons zien we een rotsformatie die ons aan een grote poort doet denken. Moedig als we zijn begeven we ons in die richting, alvast knipogend naar de eigenlijke top van de berg, die daarachter nog triomfantelijk uitsteekt. We bedwingen ze allebij. De poort blijkt bewoond door vogels, wat er voor zorgt dat we door hopen gedroogde uitwerpselen lopen om mooie foto's te kunnen maken. Vervolgens, om ons held van de dag te mogen noemen, haasten we ons naar de echte top, om daar een kwartiertje van het uitzicht te genieten en dan weer naar beneden te rennen. Het is al wat later en we willen graag een lift terug naar de hoofdweg, twaalf kilometer verderop. Bovendien moet Ben nog terug naar Yerevan.

Een half uur wandelen we langs de weg voordat we door twee mannen naar Eeghnadzor worden gebracht. Daar blijkt de laatste bus allang vertrokken. Ben gaat staan liften, terwijl ik, aangespoord door een grote trek, de buurt afstruin naar een winkel die open is. Daar word ik een half uur aan de praat gehouden, waarna ik met een blik sardientjes, tomatensaus en doperwten ontsnap. Vast van plan nu eindelijk mijn allesbrander te gaan gebruiken, vraag ik toch aan het eerste groepje vrouwen, dat met twee kinderen aan de weg staat te keuvelen, of ik niet toevallig mijn tent in hun tuin kan neerzetten. Had ik nooit moeten doen, natuurlijk... Een van de vrouwen nodigt me thuis uit.

Victoria blijkt drie kwartier lopen verderop te verblijven, in het huis van haar gestorven ouders, waar ze nu een maand naar terug gekeerd is omdat haar moeder een jaar geleden gestorven is. Haar zus woont daar nog wel alleen en bedient ons nu beide alsof ze Victoria's mindere is. De brood, honing en kaas worden voor me op tafel gezet, gevolgd door thee met oudbakken koekjes, die, zoals hier gebruikelijk is, al uit de verpakking zijn, als je ze koopt. Victoria vraagt me, of ik niet het adres van mijn zus kan geven, zodat haar zoon haar kan schrijven.
"Met welk doel?", vraag ik haar.
"Gewoon, dan kunnen ze elkaar schrijven, en als mijn zoon jouw zus bevalt, dan zien we wel wat er van komt"
"Zo doen we dat in Nederland niet", beantwoord ik haar verzoek. "Maar laat je zoon aan mij schrijven, dan zal ik het wel aan mijn zus geven"

De volgende morgen slaap ik uit. Dan eten we een goede lunch met kaas, drie eieren voor mij, twee voor Victoria en een voor haar zus, brood, honing en een bord volgestapeld met verse kruiden, die er voor mij altijd wat vreemd bijstaan. Zodra ik me los heb weten te praten, wat erg lastig was, terwijl we met enkele van hun vriendinnen aan de koffie zaten, geef ik hen mijn doperwten, tomatensaus en sardientjes cadeau. Met een grote pot vol ingemaakte stoofpeertjes en een pot jam wandel en lift ik naar het einde van het centrum, vanwaar ik een directe lift naar Yerevan regel. De 4x4 Lada Niva laat ons even in de steek, maar na een liefkozend klopje onder de motorkap van de eigenaar gaat hij weer als een zonnetje.

Vanuit Yerevan neem ik een gedeelde taxi naar Ejmiadzin. Vlak daarvoor zie ik een wegtanend pretparkje. Ik besluit er heen te lopen om wat sprekende foto's te maken. Terwijl ik het juiste moment afwacht komt een man naar me toe, die belooft, na even sigaretten te gaan kopen, mij mee te nemen naar iets anders toeristisch. Dat doet hij. We wandelen van het pretpark weg en belanden al gauw op een begraafplaats. Ieder graf is voorzien van een waar kunstwerk als grafsteen. Nadat hij enige belangrijke graven heeft laten zien, wordt duidelijk waarom hij me hier naartoe geleid heeft. Onder een afdakje boven een betonnen vloer opent hij een luik in de grond. Daar komt een fles wodka tevoorschijn, waarmee hij twee van de nog op tafel staande glaasjes vult. Ik besluit mijn brood en jam er vast bij te pakken. Verdunnen is de kunst van het drinken. Terwijl we twee glaasjes wegwerken probeer ik te achterhalen wat hij hier doet. Hij lijkt op deze begraafplaats zowel te werken als te wonen, wat ondersteund wordt door het feit dat hij de sleutel heeft van een hok waarin het gereedschap bewaard wordt. Mijn tas belandt daar ook in, waarna deze met een groot hangslot onbereikbaar wordt gemaakt. De sleutel gaat zijn rechterbroekzak in, prent ik vast in mijn geheugen. Ik moet nog maar zien hoe dit afloopt...

We lopen een rondje langs de ruine van Swartnotsj, een oud religieus complex waar nog maar weinig van overeind staat, behalve wat deels gerestaureerd is. Na een praatje met enkele omstanders gaan we via een gat in de schutting terug naar de begraafplaats, waar we de derde wodka, die nog ingeschonken stond en ik eerder geweigerd had, nuttigen, waarmee ik aan mijn daglimiet, dat ik zelden haal, gekomen ben. Dan komt de ware aard van deze vriendelijke landloper boven. Een kwartier lang vraagt hij me een nieuwe fles wodka voor hem te kopen, immers heb ik de zijne opgedronken, zodat hij voor de nacht, die hij op ditzelfde houten bankje zal doorbrengen, iets heeft om warm te blijven. Ik dacht niet dat dit met een of twee 'Universiteit Leiden' pennen af te kopen was, maar hield, niet wetende om welk bedrag het ging, lang vol dat ik dat niet zou doen, omdat het slecht voor hem is, en ik nota bene dokter probeer te worden. Toen kwam zijn broer er bij. Deze zag er weliswaar iets minder verslaafd uit, maar was toch zeer verbaast, dat ik het alcoholisme van zijn broer niet wilde voeden.
"Vij ne gotjesj daijte moj brat 300 draham, zodat hij wodka kan kopen?"
"Gaat het maar om 60 eurocent?", vraag ik hem. "Oke, prima"
"Mooi, geef maar"
"We halen eerst mijn tas uit het hok"
"Wij zijn eerlijke mensen"
"Weet ik, maar mijn tas is heel belangrijk voor me; eerst mijn tas, dan 300 draham"
We liepen naar het hok, hij haalde de sleutel uit zijn rechterbroekzak, het slot ging open en ik pakte mijn tas.
"Dengi?"
"Ja, je dengi komt eraan", zeg ik, terwijl ik mijn portemonnee open er er twee muntjes uithaal. "Hier, 300 draham"
"Heb je nog honderd voor me?"
"Nee, ik heb nog maar 200. Die heb ik nodig om naar Yerevan terug te komen"
Ik was al vertrokken, net als hij, en liep al gauw langs de weg. Na vijf minuten met mijn arm hengelen, half naar het openbaar vervoer, maar vooral naar de particuliere weggebruikers, stopt een nieuwe zwarte mercedes. De persoon die erin zat, een Armeense zakenman uit Moskou, zet me af waar ik wil. Hij had toch de tijd, aangezien hij nu drie maanden lang vakantie heeft.
"Tsjah, als je toch genoeg geld hebt, waarom zou je het dan niet doen?", vertelde hij lachend. Ik ben benieuwd waar hij in handelt.

Vergeten dat ik nu bij Daniela logeer, heb ik me bij Nourhan laten afzetten. Dat terwijl Nourhan, waar ik enige spullen achtergelaten heb, met zijn nieuwe baan begonnen is en daardoor te pas en te onpas aan het werk is, waardoor ik hem maar lastig kan bereiken. Ik eet enkele dunne Armeense pizza's en loop naar mijn adres, waar ik met Ben nog wat eet.

Maandag krijg ik een rondleiding door een geneticakliniek, waar alle machines en procedures me worden uitgelegd. Daarna haal ik bij een van de ziekenhuizen nog wat vragenlijsten op. Achter een hoofdzuster aan loop ik over de versleten vloeren van het ene kantoortje naar het andere, waar overal artsen mijn vragenlijst aan het invullen zijn of al ingevuld hebben. Achter een van de deuren, die we opendoen, zitten vier zusters gezellig samen gaasjes te vouwen, zoals ik dat in Oekraine ook heb gedaan. Tsjah, als een dokter maar 200 dollar krijgt, dan is een doos voorverpakte gaasjes een hele aanschaf. Daar valt op te bezuinigen...

7 juni 2009

Welkom in Azie!


De boot brengt ons in negen uur naar Chios. Daar wandelen we door de nacht. Eerst zijn we nog van plan om een berg te beklimmen, maar dat stellen we gauw bij, door slaap overmand. We liggen een uurtje op rijen stoelen, die daar niet voor bedoeld zijn, terwijl de radio vijf keer achter elkaar hetzelfde nummer laat horen.
Haast voor ons alleen vaart de boot hij in een uurtje naar Cesme, waar we een toeristisch ontbijtje nuttigen om moed voor het liften in te zamelen.


Het liften lukt. Na een uurtje wachten rijden vijf jongens in een auto langs, trappen op de rem en rijden achteruit naar ons terug. Tegenstribbelen helpt niet; een van de drie, die al op de achterbank zaten, kruipt bij de passagier voorin op schoot en wij proppen ons er achterin bij. Met zeven jongens en twee grote tassen rijden we in volle vaart verder richting Izmir. Vermoedelijk waren ze gewoon een rondje met pa's wagen aan het toeren en nooit van plan geweest om Izmir te bezoeken, want er bleek onvoldoende benzine in de tank.
Halverwege Izmir viel de auto echt niet meer te starten. Vier jongens wandelden naar het benzinestation, terwijl Eric, de bestuurder en ik de auto aan de kant duwden. De jongens komen een uurtje later met een vrachtwagenchauffeur en twee flessen brandstof terug. De vrachtwagenchauffeur brengt ons naar Izmir. Hij sprak geen engels en leerde ons daarom ons eerste woordje turks: kussume. Dat riep hij voortdurend, al toeterend naar alles dat er enigszins vrouwelijk uitzag. Hij zet ons bij de perfecte bushalte af, waar een andere man erop toeziet dat we in de goede bus terecht komen, waarbij hij er direct voor zorgt dat de bestuurder ons er bij de juiste halte uitzet. Dat niet alleen; de bestuurder regelt ook iemand die voor ons in een winkel vraagt waar we wonen, zodat de winkelier ons tot voor de deur van het juiste appartement brengt. Extreem behulpzaam, die Turken.


Na een uurtje slapen staat er rond achten een heerlijk maal voor ons op tafel, waarna Firat ons naar een rockbar meeneemt. Het avondmaal bleek de lunch te zijn geweest; om twee uur 's nachts belandden we in een restaurant, waar, voor we onze Turkse pizza's besteld hadden, al heel wat eten werd geserveerd. Goed vakantieland.


De volgende dag bezoeken we de oud-Griekse stad Ephesus en drinken een zelf te tappen staande meter bier aan de kustlijn van Izmir. Een goede basis voor de volgende dag, waarop we naar Istanbul liften. Voor het eerst overkomt het ons dat we door een ouder met een klein kind worden meegenomen. Maarja, deze papa was dan ook wereldkampioen worstelen geweest en was dubbel zo breed als Eric en ik naast elkaar.
Verderop krijgen we een lift van 350 kilometer met een vrachtwagen, waarna de bestuurder ons de weg naar het veerpont wijst. Deze brengt ons terug naar Europa, waar we vanuit Griekenland juist uit waren ontsnapt. Door al het verkeer van Istanbul komen we pas twee en een half uur later, terug in Azie, bij Burak aan, die in het centrum van zijn wijk bij zijn Audi staat te wachten.
Hij rijdt ons naar zijn appartement, waar hij samen met zijn broer woont. Ze hebben het niet slecht; met alle andere bewoners van dit complex kunnen ze gratis gebruik maken van het buitenzwembad, de sportvelden, de sauna en nog wat van die ongein. De inrichting van hun eigen hok gaat in dezelfde trend door. Niet het vervelendste logeeradres.


Ons toeristisch dagje Istanbul beginnen we in stijl met een doner kebab, waarna we de boot naar Europa nemen om daar langs de moskeeen en Galata toren te lopen. Door al het Nederlands dat ik op straat hoor kom ik er achter dat ze thuis ook vakantie hebben. Hierdoor hoorde ik, terwijl ik mijn sandalen uittrok en in een plastic tasje stopte om de Sultan Achmed moskee binnen te gaan, dankzij een vrouw die een sms-je voorlas, dat in Nederland een auto het publiek van de koninginnedag-optocht ingereden was. Het eerste nieuws dat ik sinds vertrek meekreeg. Tot nu toe ook het laatste.


We sloten ons samenzijn af door een paar uur door de bossen nabij de Bosporus te dwalen. Dan wordt Burak gebeld door een paar andere couchsurfers. Zij zijn ook van plan daar rond te gaan lopen maar hebben een gids nodig. We ontmoeten ze en gaan 30 meter op weg, tot we bij een aantal lege hangmatten aankomen, daar in gaan zitten en er niet meer uitkomen. In de groep zitten toevalligerwijs ook een Griek en een Turk die we vorig jaar in Griekenland waren tegengekomen.
Verder nog een Portugese wereldreiziger, die op deze trip tot Istanbul was gekomen, daar een Letse, die er ook bij zat, was tegengekomen, en hier daardoor nu al een maand gestrand was. Toch maar niet naar Centraal-Azie, had hij besloten. Na een paa biertjes in het appartement sluiten we de dag af met een kaaspizza in het restaurant van het complex. Morgen vliegt Eric terug naar Parijs. Dan hoop ik al op de snelweg te zitten.


Vanuit Buraks paleisje neem ik de bus naar een oprit van de snelweg naar Ankara. Na een half uur sta ik op de juiste lokatie en nog een half uurtje later stopt de eerste auto. Of eigenlijk rijdt hij terug, achteruit de oprit af, en wenkt me naar hem toe. Omdat hij beweert een stukje de goede richting op te gaan en ik geen kaart van Turkije heb, stap ik bij hem in. Al gauw blijkt hij andere intenties te hebben; hij vraagt me of ik een half uurtje met hem zou willen praten. Daar ik nog een lange reis voor de boeg heb en graag in twee of drie dagen in de hoofdstad van Armenie wil zijn, vraag ik hem me gewoon af te zetten, wat hij doet, na een afslag bij een tolpost op de verkeerde weg. Vandaar brengt iemand me weer terug bij een tolpost richting Istanbul, waar de politie me enkele vragen probeert te stellen, wat ze bij gebrek aan engels opgeven. Een Iranese vrachtwagenchauffeur neemt me vervolgens enkele honderden kilometers mee. Waar hij zijn pauze houdt krijg ik een lift naar het postkantoor van Gerebe. Ik heb nog enkele kaartjes uit Istanbul te posten, wat ik in Turkije zal moeten doen, maar het postkantoor blijkt net gesloten. De paar mannen die voor de deur staan te praten weten niet waar in de buurt een brievenbus is. Zodra ze erachter komen dat ik helemaal uit Nederland kom, lossen ze het probleem zo voor me op; ze brengen me via een zij-ingang de achterkamer van het kantoor binnen. Daar is een man nog aan het werk. Deze neemt mijn kaarten aan, stempelt ze direct en zal ze diezelfde dag nog wegzenden; al mijn targets in Turkije zijn gehaald.

Alleen nog naar het toilet... Ik zoek een eetgelegenheid waar ik een tortilla bestel en naar de WC vraag. De kok laat een jongen me naar het tegenovergelegen restaurant brengen. Daar kan ik zonder problemen mijn zaken regelen. Vervolgens wandel ik terug naar het eethuis van de kok, die juist een grote hoeveelheid citroensap over mijn tortilla gutst. Met een verwrongen gezicht eet ik deze op, terwijl de andere aanwezigen, de jongen, zijn vrienden en de kok, me naar mijn bezigheden vragen. Daarop vraag ik ze de weg naar Samsun, een grote stad aan de zwarte zee.
"Wacht even", zegt de kok na een telefoontje, wat mij liet vrezen, dat hij een taxi besteld had. Niets bleek minder waar: een drietal vrienden kwam met de auto voor de deur en stapte uit, waarop de kok en ik instapten en hij me persoonlijk, samen met de jongen, die me het toilet had gewezen, in tien minuten de snelweg naar Samsun opreed. Bij de eerste vrachtwagenstandplaats zette hij me aan de kant, waarna we direct met een turkse chauffeur een lift regelden en de kok in zijn witte pak weer terug naar zijn keuken keerde.


Ichmet sprak een woordje russisch. Hij reed geregeld naar Kazachstan, maar deze keer bleef hij in Turkije. Enkele keren stopten we en aten en dronken we thee met zijn collega's. Nadat de radio, die voornamelijk Turks gepraat ten gehore bracht, nieuws bekend had gemaakt, verzuchtte hij:
"Sjestsot tsjelovek eumer".
Zeshonderd mensen gestorven?, vraag ik me af:
"Kak?"
"Nieuwe griep", antwoord hij: "Varkens"
"In Turkije?"
"Ja, in Turkije"
Tijd om te vertrekken...

Vierhonderd kilometer verderop kon ik op het tweede bed in de cabine slapen, wat me een nacht in mijn tent scheelde. De volgende morgen, weer bij de thee, regelden ze mijn volgende lift: driehonderd kilometer reed ik met de normale bus mee, inclusief enig eten en drinken, uiteraard zonder te betalen. Zo heb ik de enorme lengte van Turkije, ruim duizend kilometer, met enkele chauffeurs overbrugd.

Maar daarmee was ik er nog niet. Waar de bus me achterliet, zo'n vijftig kilometer van de grens met Georgie, voelde ik me niet welkom. Iedereen op straat leek me na te kijken, wat voor mij een gespannen sfeer schetste. Bovendien, toen ik eenmaal een geschikte liftplaats had gevonden, kwam een jongen me 'helpen', op een manier die me redelijk irriteerde. Nadat hij me na een half uur weer alleen liet, had ik binnen vijf minuten een lift, snel opgevolgd door een ander, die me vijftien kilometer van de grens, terwijl we voor een stoplicht stonden te wachten, op de bestelbus voor me wees: "die gaat naar Georgie!"
Inderdaad droeg het een georgisch nummerbord. Ik stapte uit en vroeg de bestuurder, die, ondanks dat we voor het stoplicht stonden, naast zijn wagen stond, of ik met hem mee kon rijden. Dat kon, maar dan had hij eerst benzine nodig. Nu stond hij droog. Ik hielp hem en zijn collega, die met een andere auto reed, tweedehands uit Duitsland gehaald, om het busje aan de kant te duwen, terwijl een derde al onderweg was om flessen met benzine te vullen. Ze namen me mee over de grens bij Batumi en verder tot Surami, waar ik in een van de andere auto's overstapte. De bestuurder van de bestelwagen zou bij familie in de buurt overnachten. Een uurtje voor Tbilisi pikten we nog een vriend op, waarmee ik in het centrum van Tbilisi in een bevriende taxi stapte, die ons verder bracht. De taxichauffeur en de vriend nodigden me uit voor een restaurant, maar die bleek twee uur 's nachts net dicht. We belanden in een winkel:
"Wat wil je hebben?", vraagt de vriend.
"Alleen een brood", antwoord ik, aangezien ik nog chocoladepasta uit Turkije heb.
Hij stopt twee broden in een zak terwijl de taxichauffeur vraagt:
"Wil je deze worst?" en: "Laat het hem proeven", tegen de verkoopster, die een goede nacht heeft met deze twee heren.
"Lekker", zeg ik.
"Hoeveel wil je er?"
Ze zijn erg dun, dus ik zeg: "drie dan"
Ze nemen er zes.
"En kaas?"
"Een klein stukje"
"Yoghurt"
"Oke, een yoghurtje"
Na drie yoghurtjes:"water?"
"Oke, een fles kan ik goed gebruiken"
Met nog twee flessen water en een baal servetten (alsof ik die ooit gebruik) verlaten we de winkel, de vriend van de man die me een lift gaf tien euro armer. Daar is, van mijn kant, niets tegen te beginnen.

We stappen weer in de taxi en rijden naar het zuiden, Tbilisi uit, op zoek naar een mooie lokatie voor mijn tent in de buurt van de afslag naar Armenie. Het eerste stukje gras dat we vinden is me teveel in het zicht. Een verstandig besluit; de volgende dag zat juist daar de man, die mij, terwijl ik als overduidelijke toerist langs hem liep, om geld nariep. Twee kilometer verderop vonden we een mooie plaats achter een muur bij een ruine, met uitzicht op de eerste flatgebouwen van de hoofdstad. Zodra de chauffeur en de vriend, nadat ik ze uitgebreid bedankt had, vertrekken, zet ik in twintig minuten mijn tent op, geniet daarin van een laat diner dan wel vroeg ontbijt en leg me te rusten. Drie uur later pak ik alles weer in en loop langs de in oranje jassen gekleedde met takkenbossen straatvegende vrouwen naar afslag Armenie.