11 maart 2007

Terug naar Oegstgeest

Maria had voor me geregeld dat ik in Brasov op de bus kon stappen, in plaats van in Boekarest. Daardoor hoefde ik niet om vijf uur 's ochtends in Boekarest te zijn, maar pas om half acht op het busstation in Brasov. Om kwart voor zeven liep ik met mijn weekendtas met wieltjes de piatra Mare uit, naar een winkel die altijd open is. Daar kocht ik twee bananen en verslavende chocoladekoekjes, die de dag niet overleefd hebben. Daarna stapte ik in de taxi die daar voor de deur stond, die me netjes bij het station afzette. Mijn bus zou om acht uur aankomen; nog drie kwartier te gaan. Ik bracht de tijd ontbijtend en ronddwalend door. Bij het vertrek van de bus naar Spanje sloeg een achterblijvende moeder een kruisje. Toen de bus naar Germana, Belgia en Olanda klaarstond kocht ik van mijn laatste briefjes nog een Roemeense specialiteit, die ik in de bus op at.

De bus vertrok samen met de vijf andere bussen naar Duitsland en de twee naar Frankrijk richting Hongarije. Doordat er vanaf hier eigenlijk maar een weg naar het westen gaat, reden we eerst achter elkaar aan, terwijl onze bus, die immers het verst van allen moest, de anderen inhaalde, en bleven we tot in Oostenrijk een aantal van dezelfde bussen tegenkomen. Ik zat naast een vrouw die haar twee dochters in brussel ging opzoeken. Het was voorjaar; de lucht was stralend blauw en het was lekker warm. De besneeuwde toppen lichtten op in de felle zon. Bij een van de stops stond een jonge man bij een kraampje cassetebandjes, CD's en DVD's te verkopen, terwijl grote boxen Roemeense hits de lucht in bliezen. Die wilde ik natuurlijk wel hebben, dus ik vroeg hem om die CD. Direct zet hij de CD-speler uit en doet de CD in het beschadigde hoesje. De plotselinge stilte doet de omstanders opkijken, maar na het geld ontvangen te hebben pakt hij een andere CD en is de leegte weer gevuld.

We namen een andere route, waardoor we twee extra haltes hadden, en veel langer onderweg waren. Ik las "De co-assistent" uit tijdens de twee uur die we aan de Roemeens-Hongaarse grens stonden, waar onze paspoorten na een uur wachten twee keer binnen een kwartier gecontroleerd werden. Het is toch een grens binnen de EU? Om half een 's ochtends waren we Roemenië uit, na zestien-en-een-half uur, terwijl het op de heenweg zeven uur geduurd had vanaf de grens. De volgende stop was bij de Hongaars-Oostenrijkse grens.


In Frankfurt zag ik iemand uit de bus die mij qua uiterlijk een Nederlander leek. Toch bleek het een Roemeen te zijn, maar wel met een vriendin uit Woerden. Dat was al zo sinds 1995, dus hij sprak al behoorlijk Nederlands. Hij vroeg me of ik van koffie hield, terwijl hij me een frisdrankfles met zwarte inhoud voorhield. "Nee, dankje", zei ik. "Maar hoe houdt je dat warm, in die fles?" "Het is koud", zegt hij. "Koud of warm, koffie is koffie..." "Mwah, daar is mijn vader het niet mee eens...". Dan liever nog met de magnetron opgewarmd, lijkt me.

Van Brussel tot Utrecht sprak ik nog een Roemeense, die rechter wil worden, die als prijs gewonnen had dat ze op eigen kosten twee weken in Brussel mocht studeren, maar eerst ging ze een weekje haar vriend in Amsterdam opzoeken.

In Utrecht was het nog steeds een rotzooi bij de roltrap, en het was nog steeds druk in de hal. Ik kon geen trein naar Leiden vinden. Die bleek er ook niet te zijn, dus na twintig minuten verdwaasd door de mensenstromen gelopen te hebben stap ik in de trein naar Den Haag centraal. Daar kom ik een collegastudent tegen, die nog een week zorgstage voor de boeg heeft. Samen zoeken we de trein naar Leiden, die al op ons staat te wachten. Vanaf het station loop ik in een klein halfuurtje, daar draai ik nu mijn hand niet meer voor om, naar huis, waar ik pannenkoeken bak en nadenk over het volgende reisdoel. Het is verslavend...

Overdosis sneeuw

Vrijdagochtend mocht ik een uurtje meekijken met de fysiotherapeut. Toen we zijn kamer binnenliepen lag het jonge patiëntje al op de behandelbank, terwijl zijn moeder er bij stond en het meegebrachte speelgoed uit haar tas haalde. De fysiotherapeut trok de aandacht van het jochie met het speelgoed, legde het vervolgens anderhalve meter bij hem vandaan en probeerde hem zo ver te krijgen dat hij er zelf naartoe ging kruipen. Hij hielp hem door zijn kniereflexen te stimuleren. Zo kwam het kind in de buurt van het speelgoed, wat dan pesterig nog een stukje verder gelegd werd. Zo ging dat een hele tijd door. Later probeerde hij het kind, door hem gesteund, te laten zitten, wat best aardig ging. De vader kwam er ook bij en onder de behandeling spraken ze over zijn werk.

Na dit uurtje ging ik naar Maria toe, waar Kirsty op mij zat te wachten. Na wat heerlijke cakejes, die de keukenvrouwen, die nu met smart op mijn terugkeer wachten, me voor Maria hadden meegegeven, vertrokken we naar het station. We zouden naar Predeal gaan, om een rondje te wandelen. In de trein was het verboden om andere personen met een boek te slaan. In Predeal lag nog steeds sneeuw. De vrouw van het toeristenbureau raadde ons een route aan, die ons twee-en-een-half tot drie uur zou kosten. Ze gaf ons een toeristisch plattegrondje mee, waarvan de verhoudingen helemaal niet klopten, en we gingen op weg.

Na een tijdje gingen we onder een viaduct door en kwamen we bij een ski-piste. Verderop liepen we over een lastig begaanbare besneeuwde weg, waar een voetbalteam uit Boekarest, die een acht-daags kamp hadden, over heen en weer aan het rennen waren. Aan de rechterkant waren berensporen, maar de vrouw, die bij de voetballers hoorde, bevestigde dat we daar overdag niet bang voor hoefden te zijn. We liepen verder. Na drie kwartier kwamen we een man en vrouw tegen, die ik vroeg hoe lang het was tot de top. Twintig minuten, zeiden ze, maar dat was heuvel af. Na een half uur waren we daar. Er stonden wat bordjes, maar die interpreteerden we, met behulp van het waardeloze kaartje, verkeerd. Op de kaart stond slechts een t-splitsing, maar hier waren vier mogelijkheden. We waren er in ieder geval uit dat we een rood gemarkeerd pad moesten volgen. Het pad dat wij hadden was rood gemarkeerd. Na een uur ook blauw. We hadden een mooie afdaling, nog steeds door een dikke laag sneeuw. Kirsty had een plastic tas bij zich, die ze in tweeën scheurde. Om de beurt gingen we op onze helft van de tas zitten, en probeerden we, met hulp van de ander, een stukje te sleeën. Een paar keer lukte het een klein stukje, als het stijl genoeg was, maar een stuk plastic is niet de meest ideale slee. Halverwege de afdaling kwamen we een bordje tegen, die in het Roemeens vertelde dat de weg geblokkeerd was. Wij zijn niet Roemeens, dus we mogen doen alsof er niets aan de hand is. De weg was voor voetgangers nog goed begaanbaar; er waren trouwens ook nog autosporen. Onderaan de berg liepen we over een lange rechte weg. Als we de goede afslag hadden gekozen, hadden we nu wel weer eens wat huizen tegen moeten komen. Zo ver kon Predeal niet zijn. Na nog een uur vroeg Kirsty me of ik dacht dat we verdwaald waren. Ik had er zelf al aan gedacht, maar ik had gehoopt na een flauwe bocht plotseling aan de rand van het stadje te zijn. Die kwam maar niet, dus ik antwoordde dat ik dacht dat we verdwaald waren. Nouja, de weg terug zou niet moeilijk zijn, maar uren teruglopen lokte ons niet. We liepen door. Na nog een half uur kwamen we weer bij een bord, ook in het Roemeens. Deze beweerde dat je als onbevoegde echt niet verder moest gaan, omdat dat gevaarlijk zou zijn. We hadden om half vijf in Brasov afgesproken en om hier te komen hadden we drie-en-een-half uur gelopen. We liepen verder, in de verwachting daar mensen tegen te komen. Misschien zelfs vervoer. We passeerden een hek en liepen, in de gaten gehouden door een zwarte hond in de sneeuw, naar het eerste huisje, tegenover een of ander groot blauw basin. Het leek er niet op dat daar iemand binnen was, dus we liepen met tegenzin door naar het volgende gebouwtje, terwijl de hond naar ons bleef kijken, maar verder rustig bleef zitten. Ik klopte op de deur. Even later ging die open, waardoor eerst Kirsty, en daarna ik de man in beeld kreeg. Hij leek niet door te hebben dat we verboden gebied betreden hadden en vroeg ons, samen met zijn collega, na mijn verklaring dat ik niet wist waar hier was, binnen te komen. Daar kregen we uitleg hoe in Predeal terug te komen. Niet de eerste rechts, want dat is verboden gebied, bij de volgende splitsing niet links, want daar mag je ook niet komen... Eigenlijk hadden we op de top al niets op deze weg te zoeken, want alle latere mogelijkheden zijn verboden. Waarom zetten ze daar dan geen bordje? Ze tekende een kaartje voor ons, met wat geschatte afstanden. Een taxi was natuurlijk niet mogelijk. Ze hadden zelf trouwens ook geen auto bij zich. Bij het uitzwaaien stelden ze ons gerust door te zeggen dat de honden ons niets zouden doen.

Het was twee uur 's middags. We hadden onze trein om half vier gepland, maar die zouden we niet halen. Kirsty was bang voor het donker, wellicht door de berensporen, maar dat zou nog vier uur duren, dus daar kon ik me niet druk om maken. Bovendien hoefden we slechts onze eigen voetsporen te volgen... Toen ze weer bereik had sms-de ze Maria om onze pizza-date naar later op de avond te verzetten. We verplaatsten hem naar zeven uur, waardoor Alexandra niet meer mee kon. Veel sneller dan op de heenweg liepen we terug naar de berg, die we nu met moeite beklommen. Gelukkig werden we beloond met een afdaling, waardoor we net op tijd waren voor de trein van half vijf, met door de gladheid en de sneeuw gedesoriënteerde voeten.

Om zeven uur ontmoeten we met Maria en Gabriela, die een vriendin meegenomen had. We gingen naar de pizzeria, waar ik Gabriela's voorbeeld volgde, het was immers haar favoriete pizzeria, en ook de pizza Hawai nam. Hij was erg lekker en het was erg gezellig. Hierna namen we afscheid van elkaar en gingen we naar huis, waar ik mijn tas inpakte en mijn wekker zette.

Intermezzo

Na dinsdag bij het dagcentrum te hebben geholpen, geef ik mijn vaste klant nog een massage. Als deze beeindigd is verteld hij me zachtjes, bij het bed naast hem zitten twee zusters met een man die niet kan praten te overleggen, dat ik wat van zijn sinas moet nemen, als beloning. Met een gladgestreken gezicht verlaat ik de zaal en smokkel een beker uit de keuken mee terug naar het bed. Zo voorzichtig mogelijk, om het spel mee te spelen, open ik de fles, onder luid gesis, en giet de drank klokkend in de beker, waarna ik het met een paar slokken opdrink. De man is tevreden.

In de koelkast liggen aardappels en uien, nog over van de hutspot, en appels. Weinig keuze, hete bliksem! Bij gebrek aan spekjes gooi ik het laatste stuk zoute kaas erdoor; op brood was het niet zo'n succes. Eenmaal op het bord blijk ik te weinig appels te hebben gebruikt. Nu had ik gewoon licht zoete aardappelpuree met kaas...

's Avonds na het internetcafe drinken Kirsty en ik samen met Hailey, een andere engelse, wat drankjes in de Schotse pub. Ik kan maar weinig volgen van dat taaltje, mede doordat de muziek al een oor vult en het andere zich niet lang achter elkaar kan concentreren.

De volgende dag zie ik voor het eerst een tillift in werking. De vrouw, die zich weinig betrokken lijkt te voelen met wat er allemaal met haar gebeurt, wordt naakt in de doek gehangen. Als ze een beetje afgedekt is rijden de twee zusters het apparaat, handig tussen de balie en de zitbank manouvrerend (haar hoofd raakt net de hoek van de balie niet) naar de badkamer waar ze in een aangepaste badkuip neergelaten wordt.

Na deze operatie ga ik weer naar de massage patiënt toe. Dat had ik immers beloofd. Deze keer vraagt hij me de hele fles sinas mee te nemen; hij zal het toch niet opdrinken, want, zo zegt hij, over twee dagen gaat hij weg. Ik haal mijn tas naar de zaal en smokkel de fles naar buiten. Ik vertelde hem dat ik alleen de volgende dag nog zou komen.

Gabriela, een vervanger van Maria, de vrijwilligerscoördinator, die overigens deze week allebei aanwezig zijn, stelt voor om te vieren dat ik weg ga. Ik grap dat ze dan maar een surpriseparty moet organiseren. De volgende dag, wanneer ik in het dagcentrum zit, komt ze langs en ztelt ze voor om vrijdagavond ergens iets te gaan eten. Tijdens de lunch sluiten we kort met Maria, en besluit Gabriela dat we bij haar favoriete pizzeria gaan eten. We spreken af om half vijf bij de hospice te ontmoeten. Kirsty en Alexandra zijn ook uitgenodigd.

Dan is het tijd voor de laatste massage. Nu is zijn dochter, of een andere vrouwelijke kennis, er ook bij. Bij het afscheid wordt me duidelijk gemaakt dat ik twee appels moet meenemen. Daardoor maak ik deze keer 's avonds betere hete bliksem.

10 maart 2007

Een verachtte hollander

Maandagmiddag ging ik naar Poiana Brasov, het skigebied hemelsbreed een paar kilometer verderop. Via de nieuwe weg, die mijn bus nam, is het vijftien kilometer. Tijdens de rit omhoog werd het steeds witter. Ik had er geen rekening mee gehouden dat daar sneeuw kon liggen, maar eigenlijk is het wel logisch, als ze er een ski-oord van gemaakt hebben. Eenmaal uit de bus verkende ik het dorp, dat alleen bestaat uit hotels en door mensen uit Boekarest gekochte tweede huizen. Voor het eerst in mijn leven zie ik een skipiste, waar zelfs nog wat mensen op het verijsde sneeuw bezig zijn. Bij een eetgelegenheid bestel ik Kürtös, een Hongaars heerlijk koekachtig brood, die hier bovenop de berg vijf keer zo duur, maar ook twee-en-een-half keer zo groot blijkt te zijn. Dan hebben de beren nog een lekker toetje, nadat ze mij naar binnen gewerkt hebben. Ik betaal met een briefje van vijftig, maar krijg in plaats van veertig lei maar liefst honderdduizenddertig lei terug. Dat kan ik niet aannemen. Trouwens, de briefjes van honderdduizend, die behalve de vier extra nullen precies hetzelfde eruitzien als de nieuwe briefjes van tien lei, zijn sinds januari niets meer waard. Nadat ik hem aan de verkoper teruggegeven heb stopt hij hem terug in de kassa-lade.

Hierna probeer ik de oude weg naar Brasov te vinden, die iets hemelsbreder gaat, om daarlangs terug naar huis te lopen. Een bord beweert dat ik de verticale rode streepjes moet volgen, maar na de eerste kom ik er al niet meer uit. Het is al na vieren. Het zou prettig zijn om voor donker uit het bos te zijn, want als het donker is komen de beren. Ik vraag het aan een taxichauffeur. "Ga links, dan rechts en dan neem je aan je linkerhand de bus naar Brasov..." Tsjah, daar kom ik vandaan ja. "Ik wil te voet". Na me voor gek verklaard te hebben zegt hij dat ik dan naar rechts moet gaan.

Blijkbaar had ik een afslag te vroeg naar rechts. Na een kwartier kom ik twee vrouwen en een nog niet opgevoed meisje met ski's tegen aan wie ik de weg nog eens vraag. "Dan moet je die kant op, volg ons maar", zeggen ze tegen de domme buitenlander. Na een kwartier met ze terug te hebben gelopen loopt de oudere vrouw met me mee en wijst me het busstation aan, terwijl de bus juist wegrijdt. "Maar ik wil te voet", zeg ik in het Roemeens, want de vrouw die engels sprak is met haar dochtertje de andere kant op. "Maar dat weet ik niet!", zegt ze. "Wij komen uit Boekarest alleen maar met de auto hier, over de grote weg". Ze verklaart me voor gek, betrekt er nog een paar anderen bij die ook aan mijn verstand twijfelen, en me niet kunnen vertellen waar die oude weg is. Ik laat hun raad om gewoon de bus te nemen langs me heen gaan en loop naar een taxichauffeur, die me in het engels te woord staat. "Is there... no, there is another road to go to Brasov", beweer ik. "No", zegt hij. "By feet." "Yes, it's over there, maar ik acht het gevaarlijk." "Waarom is het gevaarlijk?" "Er zijn beren en wolven, het wordt donker." "Als het gevaarlijk is kom ik terug en neem de bus." "Je kan de taxi nemen, voor vijfentwintig lei breng ik je." "Eerst probeer ik het lopend." "Oke, als je je bedenkt maken we ik een mooie prijs voor je!"

Gewaarschuwd liep ik naar de oude weg. Voordat ik daar aankwam kwam ik berensporen tegen, maar het was nog licht. Bovendien waren deze sporen dicht naast de grote weg. Een slagboom en een bord, die vertelde dat auto's sinds 2005 niet meer over de weg mochten rijden, markeerden het begin van de oude weg. Het was een mooie wandeling over de ongeasfalteerde slingerweg door het bos. De sneeuw maakte dat ik voorzichtig moest lopen. Geregeld keek ik om me heen of er geen beren waren, foto's te maken en van het uitzicht te genieten. Halverwege kwam ik een man en vrouw met hond tegen, die me vertelden dat het nog maar zo'n twintig minuten was, voordat ik in Brasov zou zijn. Bijna onderaan kwam er nog een jonge man naar boven gerend. Helemaal onderaan, bij het eerste huis, kwam ik een mooie halfbevroren waterval tegen, waar ik een duitse man ontmoette, die de hele dag gewandeld had. Hij was de dag ervoor aangekomen en zou morgen college gaan geven op de universiteit van Brasov. Vandaag had hij nog even geskied. Bij een trabantje bleef hij even met een glimlach staan. Hij vertelde dat hij zelf zo'n autotje gereden had, toen er nog twee Duitslanden waren. Hij had hem als student alvast besteld. Tien jaar later, toen hij allang aan het werk was, mocht hij hem eindelijk kopen.

1 maart 2007

Elena

Zaterdag vertrok ik om kwart over elf naar Pizza Iulia.Op de heenweg, in mijn straat, lag er een jongen in de vrieskou op de weg brood te eten, met een karretje naast hem. In de Pizzeria begroeten we elkaar, vragen het het gaat, antwoorden dat het goed gaat, en het is stil. Ik ken hem helemaal niet. Een van de vrienden die hem van het busstation kwam ophalen werkt er ook. Ik bestel een pizza Salerno, die ik in mijn eentje aan een tafel opeet. Daarna is het de beurt aan het personeel om soep te eten; in een andere ruimte. Ik ga aan een andere tafel zitten, waar een bezorger twee kranten heeft gebracht. een andere werknemer, die een of andere folder leest, schijnt verwonderd over mijn aanwezigheid. Terecht natuurlijk. Ik lees de krant. De Trabant viert zijn vijftigste verjaardag. Als hij uitgegeten is spreken we nog meer stilte. Bij het afscheid schud ik hem de hand:"La revedere". "Ciao".
Afgehandeld.
Om tien voor vier ben ik op de Hospice, waar twee zusters de laatste dozen aan het wegbrengen zijn. Een van de zusters probeert enkele van de pruiken uit, de ander gooit een doos borstprotheses over de vloer. Samen ruimen we de lege dozen op. Elena komt vijf over vier. Eerst laat ze me de universiteit zien, daarna lopen we tussen de Tampa en zijn buurheuvel door naar de wijken erachter. Ze laat me eerst de mooie wijk zien. Het moet inderdaad mooi geweest zijn. Inplaats van de gebruikelijke grauw-grijse gebouwen hebben deze ook wat baksteenrode vlakken en ze staan aan een mooi plein, bestaande uit een aantal plateau's met bomen en fonteinen die door trappen verbonden worden. Helaas zijn de trappen allemaal zwaar beschadigd, net als de afdakjes die aan alle muren bevestigd zijn. Zonde. "Als ik geld heb", zegt ze,"dan ga ik hier huren". Het is de beste wijk. Deze wijk had tenminste nog architectuur, de rest is gebouwd met als enig doel dat zoveel mogelijk mensen een dak hebben. Dat gedeelte laat ze me ook zien, zelfs aan de binnenkant, waar ze woont. Haar moeder had eerder al gebeld om me uit te nodigen om koek te komen eten. Het is een heerlijke appelkoek. Elena laat me foto's zien van Amsterdam en Delft, waar ze geweest is en Venetie. Ze verteld over haar eigen bedrijfje. Ze heeft een aantal MP3-spelers uit China geimporteerd, die ze in Roemenie probeerde te verkopen. Helaas kwam er een grote Franse supermarkt om de hoek, die dezelfde MP3-spelers onder haar inkoopprijs verkoopt. Nu zit ze met een stapel onverkoopbare goederen...

Ik bel Alexandra. Ondanks dat het vandaag mooi weer was en morgen mooi weer zal worden, gaat ze toch niet naar Sighisoara. Geen tijd. Ze raadt me aan alsnog te gaan. Elena zou mee willen, maar verwacht dat het treinkaartje erg duur is (30 euro). Dat kan ik niet geloven, aangezien Boekarest en Sibiu verder waren, en aanzienlijk goedkoper. We gaan naar het station, waar de prijs erg mee blijkt te vallen, maar voor een werkeloze is het nog steeds veel. Ik bied aan een ticket voor haar te kopen; het is maar vijf euro. Dan bedenkt ze dat ze nog Hollandse euro's thuis heeft liggen. Als ik het kaartje koop, betaalt ze me morgen terug in euro's. Tevreden nemen we afscheid.

De volgende morgen koop ik een tweede ticket.
Even later ontmoeten we elkaar weer, waarna we in het winterse zonnetje op onze trein wachten. We staan naast de locomotief van de trein die het station met een luide toeter, die me erg opschrikt, verlaat. Na tien minuten stappen we in de onze. In de trein slaap ik nog een beetje uit en praat ik, terwijl mooie Hongaarse dorpjes het heuvellandschap sieren, met Elena over het zigeunerprobleem. De zigeuners kunnen geen huis huren of werk krijgen, want daarvoor hebben ze een ID nodig. Voor een ID heb je een bewijs nodig dat je geboren bent(...). Als je een geboorteverklaring aanvraagt moeten mensen uitzoeken of je niet al ergens geregistreerd bent. Dat kost geld, maar dat hebben ze niet want ze kunnen geen baan krijgen, omdat ze niet geregistreerd staan. Daardoor zie je ze vuilnisbakken doorzoeken en komen ze bij je bedelen. Tegenwoordig laten ze hun kinderen wel direct registreren, omdat de overheid de eerste twee jaar iedere maand veel geld per kind uitkeert. Daarvoor krijgen ze tegenwoordig veel kinderen. Maar na twee jaar gaat de kraan dicht. Dan kunnen ze weer niet rondkomen en gaan ze, en ook niet zigeuners, bedelen, om al die kinderen te eten te kunnen geven. Er zijn natuurlijk ook mensen die er hun werk in vinden. Ze proberen kinderen te krijgen, vangen voor hen twee jaar geld en bieden ze dan aan voor adoptie. Er komen weer een hoop weeskinderen bij.

In Sighisoara stappen we uit en lopen naar het
centrum. Daar bezoeken we de culturele dingen die te bezoeken zijn. Een vrouw vraagt ons om binnen schilderijen van haar zoon te bekijken. Binnen nodigt ze ons uit het huis, waarin Vlad Dracula geboren is, te bekijken. Het blijkt het aansluitende gebouw te zijn, met een trap vanuit haar tentoonstellingsruimte. Het (geclaimde) geboortehuis van Dracula is tegenwoordig een bar, aangekleed met een nep harnas en kitcherige muurschilderingen. Vrij gauw hebben we het gezien en gaan we via de vrouw weer naar buiten. We bezoeken de kerk bovenop de heuvel, de toren en lopen een rondje door het middeleeuwse stadje. Je zou in twintig minuten alles kunnen hebben gezien, maar wij doen er twee uur over. Daarna lopen we nog een rondje door het jongere gedeelte en wachten we in het zonnetje, die de winter nu verdrongen lijkt te hebben, op de trein, die ons in Brasov afzet.

Dracula's sprookjeskasteel

Vrijdagochtend hielp ik op de adult-in afdeling. Het bed rechtsachter in een van de vier kamers was leeg. Het werd opgemaakt door twee zusters. Dinsdag had ik de man die in dat bed lag een massage gegeven. Hij zag er toen al uit of zijn geest niet aanwezig was. Ik vreesde dat hij overleden was. De andere patient, die ik dinsdag een massage gegeven had zag mij, toen hij onder begeleiding naar het toilet liep, zitten, en gaf aan dat hij nog wel een massage wilde. Blijkbaar had ik het goed gedaan. Even later kom ik bij de receptie de doodgewaande man tegen, terwijl zijn vrouw hem in zijn jas hijst; springlevend stond hij op het punt om naar huis te gaan.

Nadat ik de man die nog niet naar huis is weer gemasseerd heb, geeft hij mij uit dank een appel. De mensen proberen hun waardering toch te materialiseren. Even later zit ik waar de zusters en dokters altijd zitten te werken dan wel te leuten. "Wil je me helpen?" vraagt een zuster. "Natuurlijk", antwoord ik. Ze wijst me op een scheurblok, waarvan de bovenste bladzijde ingevuld is. Ze vraagt me alle pagina's die nog niet gedaan zijn, ze is al op twee-derde, met het Hospice logo in rode inkt te bestempelen. Na drie minuten, gemmiddeld ongeveer een stempel per seconde, heb ik de pagina's tot aan de laatste officieel gemaakt. Nu ik klaar ben ben ik benieuwd wat ik officieel gemaakt heb. Ik bestudeer de bovenste, ingevulde zijde, waar twee data op staan. Een data in de jaren dertig, en de datum van gisteren. Een van de vrouwen, waarbij ik met wassen heb geassisteerd, is overleden. Ierder stempeltje, dat ik zo snel mogelijk zetten, zal de dood bezegelen van mensen die nu nog rondlopen, misschien nog niet eens weten dat ze ziek zijn of zelfs nog worden. Tegen die tijd zal de dienstdoende arts nog een tweede, persoonlijke stempel zetten. Ik ben gelukkig niet alleen verantwoordelijk.

Er is een vrachtwagen vol goederen uit Engeland gekomen, die we met twaalf mensen leeghalen. Acht mensen staan bij de opening van de kar in de natte sneeuw te wachten tot ze weer een doosje aangereikt krijgen. Erg gezellig, maar niet nuttig. Het halve dagcentrum wordt volgebouwd. Zes computers komen binnen, inclusief schermen en printers, zes stoelen, een bankstel, drie rolstoelen, een tillift en een poppenhuis en ruim honderdvijftig andere dozen. Deze giften geven de Hospice zijn bestaansrecht.

Om half een haalt Kirsty mij op. We gaan naar Bran, waar Dracula gewoond heeft. Na twintig minuten lopen en een uurtje bus zijn we er. Het is een mooi huis. De koninging en haar dochter vonden dat ook en maakten er hun zomerhuis van. Het huis hangt dan ook vol met foto's van hun. Maar geen woord over dracula, dus als je voor hem komt, kun je beter in het dorp blijven. Daar gaat alles over hem. De kraampjes hangen vol met dracula styled dingen, er is een vampiercamping en een spookhuis. Het huis is van binnen en van buiten mooi wit, met veel stijlvol houtwerk, veel trappen, waaronder een paar smalle lage, lage deurposten en gangen en mooie torens. En als je je hand voor een sensor beweegt dan wordt je in het Roemeens en het Engels verzocht de objecten niet aan te raken. Na het kasteel ging Kirsty alle kraampjes af. Daarvoor ging ze met me mee, het kasteel had ze samen met Laura al bekeken.

Omdat ik Alexandra 's ochtends misgelopen ben, bel ik haar maar even op. In de vrieskou, te koud gekleed en mijn wanten natuurlijk thuisgelaten, sta ik bij de telefoon te horen dat de Duitser alweer weg is en ze geen tijd heeft. Zondag, als het mooi weer is en we naar Sighisoara gaan, zal ik haar weer zien. Dat geeft me een lege zaterdag. Ik neem me voor om Robert, die naast me zat in de bus, op te bellen en te kijken of ik hem nog eens kan ontmoeten. 's Avonds, voor het internetcafe, bel ik hem op, en spreek ik af de volgende dag om twaalf uur naar zijn werk te komen. Hij werkt alweer bij een pizzeria. Daarna spreek ik Elena via internet, die me uitnodigd voor nog een rondleiding door Brasov. Ik vraag haar om een rondleiding door het flatgebouwen gedeelte. "Maar dat is niet mooi", zegt ze. "Ik wil graag alle kanten van Brasov gezien hebben", verklaar ik. Ze besluit me het mooiste flatgebouwengedeelte te laten zien. We spreken af om vier uur 's middags.