25 februari 2007

Mooie dagen

Zondag had ik afgesproken met Alexandra. Na een beginnetje te hebben gemaakt met mijn eerste email liep ik naar de zwarte kerk, waarvoor we elkaar om twaalf uur zouden ontmoeten. Ik was tien minuten te vroeg. Voor de kerk was het vol met Duitsers die uit de Duitse kerk tevoorschijn kwamen. Ik moest denken aan Rudolf van Amstel, uit "Kruistocht in spijkerbroek", die net als ik om twaalf uur op een bepaalde plek voor een kerk had afgesproken, maar juist dan midden in de weg van een optocht blijkt te moeten staan. Omdat ik haar niet dacht te zien maakte ik een rondje om de kerk. Om zeven voor stond ik er weer; nog maar een rondje, weer langs de man die tegen de hoek geleund staat, deze keer verlengd doordat ik moest wachten op twee meiden die een foto van elkaar maakten. Om drie voor bleef ik maar een beetje voor de kerk rondlopen. Je verwacht toch dat ze een beetje op tijd komt. De klok sloeg eerst twaalf keer, even later ruim honderd keer. Drie over twaalf. Als ze er om kwart over niet is, neem ik mezelf voor, zoek ik een telefoon en ga ik bellen. Acht over: is dit wel de goede kerk? Ik check de wegwijzer; ik sta niet verkeerd. Tien over duikt haar gezicht mijn bewustzijn binnen; alle zorgen waren voor niets. "Sorry", zegt ze, "ik stond om twaalf uur bij Livada Postei, waar iedereen normaal gesproken afspreekt, maar toen bedacht ik me dat we hier hadden afgesproken". "Geeft niets", zeg ik lachend. We liepen een ronde door Brasov, maar bekeken nu alles wat beter dan toen met Adriana. We vliegen overal lekker snel doorheen. In de bastion is een grote maquette die laat zien hoe Brasov er in jonger jaren heeft uitgezien. Er is een duidelijke scheiding tussen het Duits-Hongaarse en het Roemeense gedeelte. Om een of andere reden is het Duits-Hongaarse gedeelte veel donkerder gemaakt, dan het Roemeense. Een beetje zoals Mordor ten opzichte van de Hobbitstee. Waren de makers Roemenen? Na de bastion, de zwarte en de witte toren gaan we naar haar huis, waar ik een Roemeens samenraapsel te eten krijg! Het bestaat uit Ciorba, kaas, een of andere inheemse worst en een universeel eitje, naar eigen zeggen het toppunt van haar kunnen op culinair gebied. Na twee wijntjes aangelengd met mineraalwater met gas (schijnt gebruikelijk te zijn) ga ik weer naar het internetcafe, waar ik mijn mailtje aftyp.

Maandag mocht ik weer op de Adult-in werken. Ik help met het wassen van twee vrouwen, die daar zelf niet meer toe in staat zijn. Later heb ik een gesprek met de mannelijke patient, die de dinsdag ervoor in mijn bijzijn opgenomen werd. Ik vroeg hem of hij een spelletje, schaken ofzo, wilde spelen, maar daar heeft hij niet zo'n zin in. We praten over zijn zoon in Canada, het verschil tussen Roemeens en Moldaavs en hij probeert mij wat taal te leren. Hij verteld me over het lege bed, tegenover de zijne. Een man was 's ochtends overleden. 's Middags werk ik samen met Alexandra voor het dagcentrum.

Dinsdag vroeg de chef van de Adult-in of ik massages wilde geven. Natuurlijk wilde ik massages geven, maar ik had geen idee hoe het moest. "Als u me voordoet hoe het moet", zei ik. Handschoenen aan, lotion mee en naar de patient. De chef deed het niet echt voor, maar gaf gewoon wat aanwijzingen. "Met kleine bewegingen, zodat je de lotion erin werkt...". Het ging prima; weer wat geleerd! De mannen waren tevreden, zeiden ze. Ik wilde 's middags de Tampa beklimmen. Toen ik op het punt stond om te vertrekken, kwam Alexandra binnen. "Je gaat toch niet weg?", vroeg ze. "Nou ja, nu nog niet:P". "Ik ga wel mee naar de Tampa, maar dan gaan we heen met de lift". "Prima".

Om kwart over vier verlieten we de hospice. De lift zou kwart voor vijf sluiten. Terwijl we de weg overstaken werd er naar ons getoeterd. Alexandra wenkte me mee te komen. We stapten in de auto van haar ouders. Terwijl haar vader, met naast hem haar moeder, ons naar de lift reed kon ik genieten van de opmerkelijke Roemeense rijstijl. Het heeft veel weg van de Kroatische... Om zes over half vijf waren we bij de lift. "Ik kom zo terug", stond er op het briefje bij de kassa. We liepen naar boven waar een man ons duidelijk maakte dat er voor ons geen karretje meer naar boven zou gaan. Hem op de tijd wijzen hielp niet, de klant is geen koning. Toch maar lopend naar boven. Terwijl Alexandra haar landgenoten vervloekt, vooral de twee keren dat we een karretje omhaag zagen gaan, spoedden we ons naar boven. We weten niet goed hoe laat het donker zal worden. We kijken geregeld om ons heen of er geen beren zijn. Aan de andere kant van de Tampa, dicht bij de beste buurt van de flatgebouwen, komen de beren iedere avond de vuilnisbakken doorzoeken; een toeristische trekpleister waar taxichauffeurs gretig gebruik van maken. In een recordtijd van dertig minuten staan we, redelijk vermoeid en warm, op de top van het uitzicht over Brasov te genieten. Het ziet eruit als de maquette, die we zondag in de bastion gezien hadden. Na alles op het netvlies en met de lens vastgelegd te hebben rennen we over de gladde paden weer naar beneden.

Na deze klim probeer ik de volgende avond voor te bereiden. De volgende dag zou ik met Alexandra naar het oudste gedeelte van de stad gaan. Daarna zal ze bij mij Hollands komen eten. Hutspot! Ik had zelfs gehakt gekocht, dacht ik. Ik probeerde er gehaktballen van te maken, maar ook na droge broodkruimels te hebben toegevoegd is het nog steeds half vloeibaar. Zodra ik toch ronde klonten gehakt gemaakt heb, gooi mik er een paar in de pan. Omdat ze niet bruin worden, zet ik het vuur wat hoger. Nu worden ze zwart... Na ruime tijd open ik een van de ballen, die van binnen nog helemaal rood is. Ik proef, het is immers lang genoeg verhit. Het smaakt helemaal niet naar gehakt. Ik gooi de zwart rode ballen weg en probeer de anderen gewoon te rullen. Na tien minuten komt Laura, die twee ruimten verderop zat, klagen over het slechte zicht in huis. Na nog tien minuten, het vlees is nog steeds rood, stop ik er maar mee; we eten de volgende dag vegetarisch. Na het avondeten schil en snijd ik alle andere benodigdheden, en zet het buiten neer.

Woensdag werk ik in het dagcentrum, waar de zelfde groep als de week ervoor komt. We spelen elf potjes Rummi. Ik win acht keer van de man en de vrouw! 's Middags komt Alexandra weer. In plaats van op stap te gaan bereiden we wat voor voor het dagcentrum. Daarna gaan we naar mijn huis, waar ik de hutspot laat koken. Ze heeft er in het begin weinig vertrouwen in. Zij, die beweert niet te kunnen koken, probeert mij bij te sturen:P. Omdat er geen stamper is laat ik Kirsty en Alexandra de aardappelen, wortels en uien op hun bord prakken. Ik dacht dat ik geen saus had, maar bij het opentrekken van de koelkast kom ik de vergeten fles pastasaus tegen, die ik vorige week gekocht had. Een mazzeltje, want er is geen jus. Ze beweerden dat het lekker was. Dat vond ik zelf ook.

Donderdag kom ik Adriana en Elena weer tegen. Adriana had me door Brasov rondgeleid; Elena was ik de eerste dinsdag in de keuken tegengekomen, waar ze over haar ervaringen in Nederland vertelde. Het was een gezellige ochtend, waarin ik wat meer over Roemenie te weten kwam. Adriana is 23, gaat trouwen en verwcht over drie jaar met haar man een appartementje te kunnen huren. Haar aanstaande heeft in Irak geholpen, wat de financiele situatie een positieve impuls gegeven heeft. Elena is 26 en heeft berekend dat ze, als ze niet in het buitenland werk zoekt, nooit in staat zal zijn een eenkamerappartement te huren. Daarom wil ze graag in Nederland gaan werken, waar iedereen altijd blij is. 's Middags heb ik een gezellig gesprek met de plaatsvervangend vrijwilligerscoordinator en Alexandra, die meldt dat ze de volgende dag niet meekan gaan naar Bran, maar me uitnodigt om vrijdagavond, na Bran, een Duitser te ontmoeten. De volgende dag zouden we daarover kortsluiten. De coordinator vraagt me van welk soort films ik houd. "Ik hou van goede films", zeg ik naar waarheid. "Ja, niemand houdt van slechte films. Welke films zijn goede films?" "Euhm, 'the cell' en 'the machinist'." Dat was het goede antwoord: "Ja 'the machinist' is goed!"

Op de terugweg, met wat te eten in mijn hand, kom ik het bedelende meisje tegen, die ik al drie keer ontweken heb. Ze heeft weer dat kind bij haar. Ik had me twee dagen eerder al voorgenomen haar wat te geven; je loopt niet voor je plezier de hele dag met een kind in de kou mensen aan te spreken. Met mijn portemonnee open vraag ik: "Cati ani ai?". "Veertien", zegt ze. "Dat is mijn kind, hij is ziek", beweert ze over het jochie dat op een stuk brood loopt te kauwen. Ik geef haar een briefje. "Ik heb er nog een nodig voor medicijnen voor het kind", zegt ze met een moeilijk gezicht. "Ja, natuurlijk", denk ik. "La revedere", zeg ik. Even kijkt ze vriendelijk, voordat ik mijn blik van haar afwend.

24 februari 2007

Het kille Boekarest

Om vijf over zes zaten we alweer in de trein naar Boekarest. Na een tijdje viel ik in slaap. Ik werd wakker tussen de grauwe woonblokken. Ik vroeg me af of we er al waren, maar dit was Ploiesti, de stad ervoor. De grond langs het spoor was bezaaid met zwerfvuil, afgewisseld met bergen van vuil. Ik vroeg me af of daar niets aan te doen is.

In Boekarest vroegen we om een taxi, maar de chauffeur vroeg ons twintig euro. Dat vonden we een beetje te veel. De volgende taxi reed ons voor een euro. We gingen naar de arc de triomf van Boekarest. In het reisboek van Laura stond dat het mogelijk was de arc te beklimmen. Op de top zouden we een heel mooi uitzicht hebben. De boog bleek middenin een grote vierbaansrotonde te staan. Mijn logica zegt dat als er geen tunnel is, het niet de bedoeling is om naar de boog toe te gaan. De engelsen waren echter op een leeg moment de rotonde al aan het oversteken. Tsjah, wat kan ik anders doen dan volgen... Eenmaal onder de arc bleken alle vier de deuren gesloten. Verder zag het er ook niet erg toegankelijk uit. We hadden daar mooi wel de gelegenheid om exclusieve foto's te maken.

Nadat we, ons leven wagend, weer uit het midden van de rotonde gerend waren liepen we terug naar het victorieplein. Alle pleinen in boekarest zijn eigenlijk gewoon brede wegen of parkeerplaatse met mooie namen, zoals het piata victoriei en het piata revolutiei. Niet zo sfeervol als de autovrijepleinen van Brasov en Sibiu. We liepen richting het centrum op zoek naar een lunch. Tegen de tijd dat we wat vonden, wat wel heel erg goed was, was het al een avondmaal. Ongeveer alles waar men iets kon eten is opgeheven. Ook bij het enorme afstandelijke parlementsgebouw, geaccentueerd door het enorme grasveld eromheen, viel niets te halen. Doordat Boekarest niet door bergen beschut wordt is het met de winterse wind extra koud. Ik at polenta met gehaktachtigvlees in koolbladeren.

Omdat we de flatgebouwen van Boekarest wel weer gezien hadden gingen we op weg naar het station. Onderweg probeerden we een taxi, maar die vroeg ons ruim zestig euro. Een kwartiertje later waren we op het station, waar de trein terug al op ons stond te wachten. Bij Predeal, een uurtje voor Brasov, lagen grote hopen sneeuw. Ik had even de hoop een uurtje te kunnen proberen te skieen, zodat ik ook enig idee heb hoe dat voelt, maar bij Brasov lag niets.

22 februari 2007

Het warme Sibiu

Om zeven over negen zaten we in de trein naar Sibiu. Doordat ik mijn kaartje apart kocht, was ik in een andere wagon geplaatst dan de meiden, maar ik was zo vrij om toch bij hun te gaan zitten. Ik zorgde ervoor dat ik wel in de buurt van de juiste zitplaats zat, zodat ik daar kon gaan zitten als er problemen waren, en me verder als domme Hollander kon gedragen. Niemand anders kwam mijn stoel opeisen, dus niets aan de hand. Ik las de krant door van de vrouw die voor me zat (en probeerde de sudoku op te lossen), deed mijn ogen een tijdje dicht, maakte foto's van het landschap en een praatje.

Na twee-en-een-half-uur waren we in Sibiu, waar we de taxi naar het centrum namen. Daar liepen we via een brede winkelstraat naar het grote plein. We bekeken wat gebouwen en besloten om voor twee uurtjes onze eigen weg te gaan. Ik zocht de achterafstraatjes en steegjes op en maakte foto's. Bij een internetcafe checkte ik mijn email, maar er zat geen mailtje van Alexandra in mijn brievenbus. In het toilet van het internetcafe was ook een douche, waarvan het gordijn dicht zat. Het voelde heel vreemd, want normaal gesproken betekent een dicht gordijn dat er iemand achter zit:P

Onderaan een trap in de stad stond een oude vrouw sneeuwklokjes te verkopen. Ik geloof dat ze 25 bani vroeg, maar ik gaf twee munten van vijftig. Eerst verstond ik dat ze zei dat dat een genoeg was, maar direct daarna bedacht ze zich en stopte de munten in haar zak en wenkte me dat ik een bosje mocht pakken. Uit beleefdheid pakte ik er maar eentje, maar eigenlijk wilde ik helemaal geen bloemen. Wat moest de langste jongen op straat met zo'n miezerig klein bosje bloemen, zag ik de mensen om me heen denken. Ze zouden de reis sowieso niet overleven. Ik besloot ze aan de knapste alleenlopende persoon die ik tegenkwam te geven. Maarja, knappe mensen zijn net als politieagenten; als je ze nodig hebt zijn ze er niet...

Na tien minuten dwalen zag ik iemand die binnen de marge viel. Ik volgde haar en probeerde dichterbij te komen, maar ze was vrij ver weg. Toen ik na drie minuten redelijk dichtbij was liep ze de trap af, waar onderaan nog steeds de vrouw haar bloemen probeerde te verkopen. Ik wilde niet voor haar ogen haar bloemen weggeven, dus ik ging de andere kant uit. Aan de overkant van dat plein zag ik een ander acceptabel persoon, die bovendien in mijn richting liep, wat het een stuk gemakkelijker maakte. "Buna ziua", zei ik. Ze antwoorde en probeerde langs me te lopen, maar ik stapte in haar weg en hield haar het bosje voor. "Voor jou", zei ik. Na een moment twijfel pakte ze aan wat ik haar voorhield, waarna we beiden doorliepen. Weer een probleem opgelost.

Daarna ging ik samen met de engelsen naar een pizzeria. We besloten nog eventjes dat buurtje te bekijken en dan de bus van vijf uur terug naar Brasov te nemen. Het kleine busje was helaas al volgeboekt, begreep ik van de chauffeur. Na navraag aan het loket bleek dat de laatste bus geweest te zijn. Om kwart over zeven zou de trein gaan, die, na het kopen van de kaartjes, ons bijna vier uur van onze tijd zou kosten. We dronken wat in een ongezellige gelegenheid met slechte te harde muziek. Daarna gingen de meiden naar de wachtkamer op het busstation. Ik ging de buurt nog even verkennen.

Terwijl ik daar liep bedacht ik me dat ik mijn email nog eens moest checken. Ik liep door de straten op zoek naar een internetcafeetje. Omdat ik er geen kon vinden vroeg ik het aan een jonge man. Hier wist hij er geen. In het centrum waren ze, zij hij. De volgende die ik het vroeg antwoorde hetzelfde. Ik liep terug in de richting van het station. Naast me stond een taxi voor het stoplicht te wachten. Ik opende de deur en ging naast de chauffeur zitten. "La internet, alstublieft, in het centrum..., of hier, maar ik geloof dat er hier geen is." "Oke", zei hij, en sloeg rechtsaf, richting het centrum. Terwijl ik voor de derde keer die dag langs de stadsmuur reed vroeg hij over de radio aan een collega waar hij een internetcafe kon vinden. Toen we er waren vroeg ik of hij hier op me wilde wachten. Drie minuten later zat ik weer naast hem. "Ik had geen email," verklaarde ik. Ik verduidelijkte dat ik een email verwachte van een leuke meid die de volgende dag mee naar Boekarest zou gaan. "Is ze Roemeens?", vroeg hij. "Da, din Brasov". "Hier, in Sibiu, zijn ook veel leuke meiden". "Da, maar ik werk in Brasov". Hij zette me af bij het station en nam afscheid met een "Good luck!".

Ik belde Alexandra. "Kom je morgen?", vroeg ik. "No, ik heb iets anders te doen". "Oke, en zondag?" "Zondag is vrij" "..." "Mooi, tot zondag". "La revedere".

De trein naar Brasov was tegenovergesteld aan de mooie trein die we 's ochtends gehad hadden. Hij was goedkoper, oncomfortabel, vol en maakte een hoop herrie. Hij stopte ieder kwartier in plaats van alleen in de grotere plaatsen. Tot Fagaras zat ik tussen een gesprek van twee forse Roemeense vrouwen in, maar daarna had ik de bank voor mezelf, waar ik gretig gebruik van maakte. Tegen elven waren we in Brasov, waar Kirsty een duurdere taxi voor ons uitzocht. Weer wat geleerd: let altijd op wat er op de taxi staat.

Donderdag

Donderdag mocht ik weer op het dagcentrum helpen. Een andere groep, die van tevoren doorgesproken werd. De mensen kwamen om tien uur. Ionela had ook oeten komen, maar ze kwam niet opdagen. Niet zo vreemd, aangezien ze de volgende dag een tentamen zou hebben. Deze keer stond het voor mij in het teken van schaken, al waren het maar twee potjes, die ik allebei verloor. Ondanks dat beweerde de patient toch bij iedere zet dat hij erg goed was; ik krijg hier teveel complimenten.

Om vijf uur zou er een presentatie zijn van het personeel voor 65 patienten met een of meerdere stoma's. De organisator vroeg me of ik wilde blijven, om die dag toch nog wat medisch mee te maken. Een beetje Roemeens beluisteren kan nooit kwaad en misschien begrijp ik er wel wat van. Ik hielp samen met twee meiden en een jongen met de voorbereidingen. Uit ieder kantoortje in het gebouw stalen we een of meer stoelen, die we met de lift naar de begane grond brachten. De eerste toehoorders kwamen al om drie uur 's middags. Het schijnt hier gebruikelijk te zijn om of veel te vroeg, of veel te laat te komen. Toen alle voorbereidingen getroffen waren kon ik met de meiden en de jongen kennismaken. Het zijn de eerste middelbare scholieren die ik in de Hospice tegenkwam. Een van de meiden wil geneeskunde in Boekarest studeren, de ander wist het nog niet. De geneeskundige was nog nooit buiten Roemenie geweest, zoals zovelen. Ze vroeg me wanneer ik weer terug naar Roemenie zou komen.

Door dit alles was ik pas na zessen op weg naar huis, zonder een kans te hebben gehad een telefoontje te plegen. Dat leek me nu wel de bedoeling, te lang wachten kan alleen maar schaden, en het was nu ook niet meer te kort na de begravenis. Daarbij kwam dat ik de volgende dag in Sibiu zou zijn. Eerst even naar de supermarkt. Daarvoor hing een telefoon, maar ik had geen telefoonkaart. Gelukkig heb je hier iedere honderd meter een telefoon. Ik liep door de winkelstraat, die op de route naar mijn huis ligt. zeven vodafone winkels, ook zes orange winkels langs die vijfhonderd meter, en maar een winkel met Romtelecom, dat wat ik nodig had. Maar die was al gesloten. Ik besloot het met mijn chipknip te proberen (de wonderen zijn de wereld nog niet uit) maar die deed het natuurlijk niet. Daarbij kwam dat ik het internationale telefoonnummer had, maar wat was dan het Roemeense? Me voorbereidend op een dieptepunt liep ik verder naar huis. Op het Piata Unirii stapte ik toch maar de laatste vodafone winkel voor mijn huis binnen. Ze hadden geen Romtelecom, maar wisten te vertellen dat het aan de overkant van de Piata wel verkocht werd. Tussen de bierdrinkende jongeren door liep ik naar de balie. Inderdaad hadden ze die! Mijn stemming sloeg om terwijl ik naar een telefoon liep. Omdat ik twijfelde over het nummer vroeg ik een rokende jonge vrouw in het engels wat het plaatselijke nummer was.

"Wat doe je morgenavond?" vroeg ze. "Morgen zit ik in Sibiu. Je mag mee als je wilt, maar ik geloof dat je een tentamen hebt? Hoelaat is die?" "Weet ik niet, twaalf of een uur ofzo" "Okee, we vertrekken om negen uur, dus dat gaat niet helemaal lukken, vrees ik". "Nee inderdaad, ik had graag meegegaan..., en zaterdag?". "Zaterdag zit ik Bucuresti". "Oke, dan ga ik mee!" "Mooi, er gaan alleen nog wel wat engelsen mee, en we vertrekken erg vroeg, zes uur ofzo". "No problem". "Mooi!". Ik spelde mijn emailadres, zodat ze de volgende dag kon mailen omdat ze nog niet zeker was of ze echt mee kon gaan. Lachend liep ik naar mijn woning, waar ik Laura en Kirsty vertelde dat ik nog iemand uitgenodigd had.

21 februari 2007

Roze regen

Op woensdagmorgen ging mijn wekker om kwart over zeven 's ochtends. Tien minuten later nog een keer... Om acht uur was ik op weg. Ik moest deze wandeling, die volgens de meiden drie kwartier duurt, voor half negen voltooien om op tijd op mijn afspraak te zijn. Op half opende ik de deur van de Hospice, waarna de receptioniste mijn [Boena dimineatsa] vriendelijk beantwoordde. Ik tekende me in in het aanwezigheidsdossier en ging in het dagcentrum zitten. Ik was eerder dan met wie ik afgesproken had. Ze stelde me voor aan de patientdossiers waarvan ik de personen om tien uur zou ontmoeten en vertelde me nog even de do's en don't's van een vrijwilliger. (Niet over persoonlijke problemen praten, geen geld aannemen en geen adressen van medewerkers verstrekken).

Om negen negen uur kwam de andere vrijwilliger met twee namen: Alexandra en Dodo. Een knappe, spontane Roemeense meid met een leuke lach en een goede stem. We kregen nog even een rondleiding door de keuken zodat we koffie en thee kunnen zetten en gingen toen wat andere dingen voorbereiden. De patienten kwamen. We schonken en dronken koffie en thee en ik probeerde met behulp van het engels van Alexandra wat met de mensen te praten. "Welke specialisatie wil je gaan doen?" vraagt Alexandra. "Euhm, Tropical medic"."What". Ik:"You know, in Africa and Asia and such". (Dat verstaan de patienten ook) Zij:"Great, I can be you're nurse then!" "Yes, of course, no problem:P" Verder werd er gevraagd of er bij mij ook valentijnsdag geviers wordt, wat hier vrij overdreven lijkt te gebeuren, en beweerde een van de patienten een zoon te hebben die precies was zoals ik.

Na de thee gaan we een spelletje spelen met een vrouw die niet kan praten en een andere patient. Het heeft de ingredienten van rummikub, heet zelfs Rummi, dus ik beweer het spel te kunnen spelen. Ik heb de eer te mogen beginnen, maar direct al klopt er niets van... Een heel ander spel, en dan probeert een vrouw met keelklanken in het Roemeens uit te leggen wat je moet doen. Gelukkig weet de medevrijwilliger het wel. Ik leg mijn spel volledig in haar handen, blijk zelfs goede stenen te hebben, al zag ik er toen geen enkele logica in, maar uiteindelijk verlies ik toch ieder potje. Ik kan de deler de schuld geven, of het feit dat ik het spel niet kende, maar het kan ook aan dat meisje (of die vrouw) gelegen hebben. "You look desolated" merkt ze op terwijl ik voor me uit zit te staren. "I am" zeg ik, terug op aarde.

Om een uur 's middags, een uurtje voordat de patienten weer zo'n beetje naar huis gaan, net na de start van een nieuw potje, na twee telefoontjes met de stem, die ik later als die van haar vader zal leren kennen, leegt ze haar bordje en staat ze op. "are you going?" vraag ik in paniek; ik had juist in gedachten de rest van mijn dag met haar volgepland. "Yes". "Why", vraag ik. "Begravenis...". "Ow, das niet zo mooi". Ze haalt haar jas en tas van de gang en komt terug. "Wanneer zie ik je weer?". "Weet ik niet, ik vraag het even". De chef had haar nog niet verder ingepland. "We komen elkaar wel weer tegen", zegt ze. Ook in haar ogen lijk ik iets wanhopigs te herkennen. Zij gelooft haar woorden ook niet. In de deuropening is de wanhoop niet gespeeld meer: "Ask my phonenumber from Maria! Ik meen het!" "Okay, I'll do. See ya!" "Bye!" Ik speel verder met de patienten, die niets lijken te hebben meegekregen, desolated.

Om kwart voor drie staan de cijfers in mijn mobiel.



Ik loop door de regen richting huis. Nog niet eerder was ik zo vroeg klaar. Ik vraag me af hoe ik de leegte ga vullen, maar al gauw zijn mijn gedachten weer ergens anders. Na een kwartier heb ik geen idee waar ik ben. Had ik deze winkel al eens eerder gezien? Vanmorgen in ieder geval niet. Ik ben eigenwijs, tuurlijk is het beter om om te keren, maar dan heb je dat kwartier zeker weten voor niets gelopen. Ik kan toch niet zo veel van de juiste route zijn afgeweken? Na een half uur kom ik op een tweesplitsing met een gebouw uit mijn herinnering aan de overkant; dit heb ik vanuit de auto van Robert's vriend gezien. Ik meen me te herinneren dat dit aan het begin van de rit was. Mijn instinct laat me linksaf gaan. Fout; na nog een kwartier ben ik bij het busstation. Gelukkig was ik vroeg klaar, denk ik, terwijl ik langs de wachtkamer naar een kiosk loop om een kaart te kopen. In de kiosk bekijk ik een kaart, maar die is slechts van het oude centrum van Brasov. Ik wijs naar de kaart en vraag de vrouw:"Aveti asta cu aici?" (Heeft u dit met hier?, "hier" benadrukkend door met mijn armen om me heen te wijzen). "Nu", zegt de vrouw, maar ze loopt toch naar het rek en na een twijfeling pakt ze er een uit. Na twee minuten martelen heeft ze hem uit de folie. Het is een kaart met ongeveer heel Brasov, precies wat ik zocht. "Unde este aici?" (Waar is hier?) Na drie minuten en een tip van mij heeft ze de grote weg waaraan we ons bevinden kunnen vinden. "Si unde este Piata Sfatului?" Het centrale plein van oud Brasov duurt twee minuten, terwijl twee binnengekomen mannen ongeduldig de kleine ruimte vullen.

Ik koop de kaart en bestudeer hem nog eens grondig in de wachtkamer. Twee minuten later nog een keer. Dan volg ik een weg tussen het spoor en het stadion door. Na tien minuten kijk ik nog eens en loop weer terug, zelfs met kaart loop ik verkeerd:P Ik besluit over de heuvel te lopen, een deel dat niet op de kaart staat. Bovenop de heuvel staan de nieuwe en nog te bouwen hotels aan een lange doodlopende weg, maar daar kom ik pas bij de muur achter. Ik hoor de muziek uit het dal en bedenk me dat er een concert is; de laatste dagen werd er een podium gebouwd op het Piata Sfatului. Uiteraard wil ik hier nog wat van meepikken, dus ik loop de doodlopende weg terug (het was het stijlste stuk van de tocht...) en ga over een glad modderig stijl wandelpaadje naar beneden, waar ik via een weg in het centrum terecht kom. Bij het concert, vast ter ere van valentijnsdag, zie ik een paar nummers van Ramona, die me sindsdien ook op de radio opvallen. Later maak ik nog een cover rockbandje mee. Vrolijk kwam ik thuis.

Ik typte een sms-je, maar toen de tekst voor de eerste keer klaar was deletete ik hem per ongeluk. Een kwartiertje later had ik de tekst weer en druk ik op verzenden. "Het bericht is niet verzonden", beweert hij. Ook via andere netwerken doet hij het niet... Geen sms-je dus.

De eerste dagen in Brasov

In Brasov stonden Robert zijn vrienden al klaar met een mooie auto. Robert vroeg een taxichauffeur waar ik woonde. Met mijn kotszak in de hand reden we onder het genot van mondiale muziek naar mijn accomodatie. Na twee keer vragen waren we er, maar niemand beantwoorde de bel. Niet zo vreemd aangezien ik veel te vroeg was. Ik vroeg Robert de buurman te vragen of mijn tas daar mocht staan. Deze begon echter in het engels tegen mij te praten, dus ik heb het zelf gedaan. Na Robert gegroet en voorgestelt te hebben een keer pizza te gaan eten ging ik de stad verkennen.

Ik liep de Piatra Mare uit naar het [Piatsa oenierie] en liep langs een school waarvoor op het plein vele jongeren sportief bezig waren. Daar tegenover zag ik de Poarta Catharina. Ik kwam een winkel tegen waarbinnen ik een roombroodje kocht. De vrouw vroeg me 20 bani wisselgeld, dus ik hield haar de munten die ik van een huisgenoot in Nederland had gehad voor. Geirriteerd weigerde ze de munten en gaf ze me te veel terug (ter waarde van zes eurocent...). Later bleek dat deze munten sinds een januari niet meer gebruikt konden worden. Toen het broodje op was en ik nog steeds geen pizzaria was tegengekomen, besloot ik naar de Kentucky Fried Chicken te gaan; voor de tweede keer in mijn leven. Toen ik na deze cultuurafbraak de deur uitliep vroeg een vuil uitziende jongen mij iets. Helaas kon ik hem niet verstaan.

Brasov heeft een mooi centrum bevolkt door vrolijke mensen. (vooral op zondag) Ik liep door de winkelstraat vol vodafone en orange winkels, banken, restaurants en andere snackshops.

Terug aan de Piatra Mare, die nu veel langer leek dan toen ik hem heuvelaf liep, werd de bel weer niet beantwoord. Na een minuutje hoorde ik iemand op het dak van de begane grond met een sleutelslot spelen. Het was een niet Roemeens uitziende (blonde) meid. Ik vroeg: "Are you English?" "Yes", zei zij. "Great, because I'm Dutch!" Ze kwam samen met de andere engelse die er zou zijn naar beneden en opende de deur. Na mijn tas bij de buurman afgehaald te hebben ging ik mijn nieuwe thuis binnen. We hadden een kennismakingsgesprekje in de keuken, tot Maria kwam, die ik met Laura's telefoon gewaarschuwd had dat ze me niet meer hoefde af te halen. De Engelse meiden zijn heel erg Brits, precies zoals ik het me altijd voorgesteld heb. Voor drie weken is dat wel grappig, maar het moet niet veel langer duren:P Maria, de Roemeense met wie ik dit werk geregeld heb is erg aardig. Ons kennismakingsgesprekje ging vooral over de Roemeense taal. Daarna ging ik lekker slapen.

De volgende morgen ging ik met Kristie en Laura mee naar de Hospice. Op onze weg komen we een limo tegen; deze bleek 's middags uit Zweden te komen. Daar praatte ik weer met Maria, waar nu ook serieuzere dingen besproken werden. Ik moest een geheimhoudingsplichtformulier tekenen en de regels doorlezen. Daarna kreeg ik een rondleiding door de Hospice. In de keuken werken drie vrouwen, waarvan er twee direct verkocht waren. Een zei: "Rabarrebarrebarrebar frumoase rabarrebarrebar". Blijkbaar valt ze op lange Hollanders; frumoase betekent mooi/knap. Jammer dat ze veertig jaar te oud is. Ook had ik een gesprek met het opperhoofd van de Adult-in afdeling, waarmee ik de afspraak maakte de volgende dag om tien uur bij hun te gaan helpen. Ik stelde me even voor als [Sjiel], omdat noch de engelsen, noch de Roemenen de "ch" uit kunnen spreken. Later heb ik het veranderd in [Tsjiel] (Cil), omdat dat wat Roemeenser klinkt.

Na de rondleiding genoot ik mijn lunch (soep) gezamelijk met de engelse meiden. Om een uur kwam Adriana, die Maria gevraagd had om mij in Brasov wegwijs te maken. Ze is ook student, dus ze wees me de goede supermarkt aan enzo:P Verder alles wat ik zou moeten gaan bekijken: de zwarte kerk, de zwarte en witte toren, de bastion en de [Teumpah] berg. Ook liepen we een rondje door het "nieuwe" gedeelte met de betonkleurige sovjetflats. Ioanelle is ongetwijfeld een van de vrouwen waar Robert het over had, toen hij Roemeense vrouwen met Belgische vergeleek. Terwijl we langs een deel van de oude Duitse stadsmuur liepen, naast de twee torens, nodigde ze mij uit na haar tentamen op vrijdag eens bij haar te komen eten of iets te onderdernemen. Helaas heeft ze geen emailadres gegeven en heb ik er niet meer teruggezien, dus het is er nog niet van gekomen. Ik had haar verteld over de keukenvrouwen. Toen we bij het binnenkomen van de Hospice de oudste tegenkwamen had ze haar blik gelezen waarop ze zei: "You were right, that lady likes you!". (Ohjee)

De volgende dag begon ik met nog een rondleiding door de Adult-in afdeling. Na een tijdje werd er een nieuwe patient (de trema doet het hier niet) aangekondigd, die de zuster waar ik met mee liep ging uitvragen over zijn medische geschiedenis. Ik zat erbij en luisterde naar de klanken. De oude man sprak lekker langzaam en wat hij zei bevatte veel plaatsnamen, dus ik kon het redelijk volgen.

De lunch had ik in de keuken, die grenst aan het dagcentrum voor volwassenen. Daar was een andere vrijwilliger bezig. Ze vertelde dat ze in Nederland geweest was; in Den Haag en Rotterdam. Ze vond het een prachtig land, want alle mensen daar kijken altijd blij en er zijn geen problemen enzo:P Ik nuanceerde dat niet altijd iedereen gelukkig is in Nederland. Daarna ging ik zitten en wachten, Roemeens leren en zitten en wachten en had ik mijn eerste gesprekjemet de zusters in het Roemeens en het Duits. Een van de zusters heeft een neef die precies eruitziet zoals ik. Tussendoor hielp ik nog even met een vrouw op haar zij laten liggen, terwijl ze verschoond werd. Om vijf uur liep ik even met een zuster mee terwijl zij medicijnen op tongen spoot, en toen ging ik naar huis...

's Avonds ging ik samen met Kirsty en Laura naar Dean's Pub. Daar hadden ze afgesproken met vijftien andere engelsen. De muziek stond veel te hard, dus ik heb niet aan mijn Britse accent kunnen schafen. Een van de meiden werkt in een kinderziekenhuis, met straatkinderen en nog iets. Ze zou vragen of ik een ochtendje mee kon naar het straatkindercentrum. Niets meer van gehoord. Na de pizza begon de karaoke. Er waren best wel goede zangers en zangeressen bij. Cylia, die naast me zat: "He's got that particular Elvis Presley sound!". De beste zanger was de eigenaar van de tent met de nummers "Unchain my heart" (nooit eerder gehoord) en "Unchained Melody". Om half twaalf gingen we weg. Wellicht omdat ik de volgende dag om zeven uur op moest vanwege een afspraak met het opperhoofd van het dagcentrum, of zijn die engelsen gewoon nog niet gewend aan uitgaan na twaalven? We namen, op aandringen van de meiden, de taxi naar huis.

18 februari 2007

De reis naar Brasov

Op vrijdag al kwam ik mijn eerste Roemenen tegen. Ik zat om half acht in de trein naar Den Haag toen er een jongen van mid twintig langs liep met een A-viertje in de hand, die hij mijn buurman, aan de andere kant van het pad bij het raam, voorhield. Nadat deze hem gebaarde om weg te gaan hield hij mij het blad voor de mond. Ik las over de beweringen dat hij doof was, het buiten koud was en dat hij moest bedelen voor geld, omdat onderdak hem tien euro per nacht kostte. De tekst vroeg me ook om niet meer dan twee euro te geven, waar ik me dan ook maar aan gehouden heb. De jongen had een lichtgetinte huid. Om mijn vermoeden te bevestigen hield ik me de kaft van het boek dat ik las voor en wees op de titel. Hij bewoog bevestigend antwoordend, het was een Roemeen. Hij bedankte me uitbundig naar buiten wijsend en (waarschijnlijk) zeggend dat het koud was buiten. Dat zag ik; de wereld was wit gekleed. Ik probeerde in het Roemeens te zeggen dat het koud is, het woord calda gebruikend. Maar goed dat hij doof was; calda betekent warm...

De zelfde avond op de terugweg naar Leiden, terwijl ik bij Den Haag Hollands spoor uit de tram stapte hoorde ik [boenaa ziewaa] (goedendag) uit de mond van een jongere, die zich samen met een andere jongen afscheidde van een andere groep jongeren.

De volgende morgen wekte een van mijn drie wekkers mij om half drie, na een krappe twee uur slaap. Ik kleedde mij aan, pakte mijn ontbijt uit de koelkast en ging naar het station. Lopend was ik onderweg naar Roemenie zodat mijn fiets niet drie weken bij het ziekenhuis zou staan. Kwart over drie stond ik op perron vijf me af te vragen wat de andere mensen daar te zoeken hadden. De trein naar Utrecht zou maar vijf minuten vertraging hebben en dus om kwart voor vier vetrekken. Ik begon met mijn drinkontbijt terwijl een jongen op het perron aan de overkant op de bank tegenover me ging zitten, zodat een steunpilaar precies tussen ons in stond. Ik had zijn trein toen ik voor het ziekenhuis liep weg zien rijden, de volgende kwam pas kwart over vier weer.

Kwart voor vier zat ik in mijn trein. Op station schiphol kwamen een paar engeld\staligen achter mij zitten, en drie nederlandse meiden, gepakt als backpackers, voor me. Ik vind het leuk om in de trein van schiphol naar Amsterdam Centraal te zitten, omdat je altijd enthousiaste buitenlanders tegenkomt, die net zijn aangekomen en direct op weg gaan naar Amsterdam (en zijn coffeeshops). De donderdag ervoor nog hoorde ik daar een paar Russischachtigsprekende mannen en drie Spaanse meiden, waarvan er een door de drukte tegenover mij zat.

Op Amsterdam Centraal verlieten, na uitbundig afscheid te hebben genomen, twee meiden de derde. Ze berouwden het dat hun reis voorbij was, maar waren blij dat het zo leuk geweest was. Toen de trein zijn weg naar Utrecht vervolgde vroeg ik de derde of ze een leuke reis gehad had, wat ik eigenlijk al wist. Ze kwam net uit Gambia, wat haar zongebruinde huid verklaarde. Ze vroeg me waar ik geweest was. Ik verbaasde haar door te zeggen dat mijn reis juist begonnen was.

Toen we de trein uitstapten groette ze me (terwijl ons gesprek in de trein verder slechts uit stilte had bestaan) en liep ik achter haar aan naar de regiobussen. Ik wist niet zo goed waar ik heen moest; ik had nog anderhalf uur om daar achter te komen. Regionale bussen leek me in ieder geval al meer in de buurt te komen dat stadsbussen. Nog voor de roltrap draaide ze zich om en vroeg me of ik wist waar ik heen moest. Daarop vertelde ze me dat de internationale bussen normaal gesproken aan de andere kant van de stationshal, een heel eind weg, stopten. Ik bedankte haar en liep door de grote hal en de lege gang richting de jaarbeurs. Over de roltrappen omringd door zwerfvuil liep ik naar de Eurolines stop, waar ik me herinnerde dat mijn bus naar Kroatie me daar ook langs geleid had. Daar stonden drie mannen, die mijn "hallo" niet beantwoorden. Na een paar minuten begonnen ze in het Pools of het Tsjechisch met elkaar te praten. Het waren dus geen Roemenen. Het was kwart voor vijf en het was koud, al was er geen sneeuw te bekennen. Ik besloot niet een uur lang daar te gaan staan en liep terug naar de stationshal.

Daar zaten en hingen veel mensen, die de gemiddelde Nederlander liever niet in het donker tegenkomt, maar waar ik geen slechte ervaringen mee heb, rond. Ik nam plaats op een lege bank en las nog wat Roemeens door. Om kwart voor zes liet ik alle nog steeds zittende en hangende mensen achter en ging naar de bushalte. Na een minuutje arriveerde hij. De chauffeur vroeg in het Roemeens waar ik naartoe ging. Ik meldde dat ik, ondanks mijn ticket naar Boekarest toch graag naar [Brasjov] wilde. Dat was geen probleem.

De stoel die ik mezelf toegedicht had was helaas al bezet, dus ik nam de stoel aan de andere kant van het pad. Hij vroeg of we in Utrecht waren. De tweede keer verstond en antwoordde ik hem. Om zeven uur Roemeense tijd, die de bus on zijn ban had, vertrokken we. Gelukkig viel ik in slaap. Ik werd wakker in Antwerpen, waar meer mensen instapten. Een vrouw had een grote boodschappentas vol bloemen bij zich en een gezin met twee meiden versgekochte chips en cola. De moeder had een rode tekening op haar gezicht. Voordat we bij het WTC in Brussel aankwamen hadden ze van de cola gedronken en van de chips gegeten. In Brussel waren er geen dubbele plaatsen meer vrij. Een jongen keek me aan en vroeg me mijn tas van de plaats naast me bij het raam weg te halen. Hij zette zijn twee tassen daar neer en ging weer naar buiten. Na vijf minuten kwam hij weer terug. In het voorbijgaan ruikte ik de rook. Toen de bus reed sloeg de oudere vrouw schuin achter me een kruisje terwijl hij zijn PlayStation Portable en mobiel pakte en naar beiden begon te luisteren en tegen de laatste te praten. Een paar stoelen naar voren lieten twee jongens hun met laptop de laatste twee Roemeense hits om de beurt horen, die het meisje dat voor me zat ook op haar telefoon had.

Nog voor Keulen stopte de jongen die tegen mij aan zat Roemeens tegen zijn mobiel te praten en begon hij frans en engels tegen mij te praten. Hij had twee jaar in Belgie gewerkt en ging nu terug naar Brasov. Daar zou hij zijn vriendin voor het eerst sinds twee jaar niet via internet zien. Ik vertelde wat ik in Brasov ging doen. Hij vroeg me of ik vrienden in Brasov had. Na mijn nee bood hij zichzelf als vriend aan; ik mocht hem, zo verzekerde hij me vele keren, altijd bellen of emailen. Verder merkte hij op dat de jonge vrouwen in Roemenie, en natuurlijk vooral in Brasov, heel erg mooi waren.

Terwijl ik rond etenstijd mijn banaan en broodjes met schenkstroop at, bedacht ik me dat ik in Brasov de eerste pizzeria die ik tegenkwam in zou duiken...

Om elf uur viel ik in slaap. Om twaalf uur werd ik wakker toen we aan de Oostenrijks-Hongaarse grens waren. Om een uur reden we verder over de mooie Hongaarse tolweg. Robert (de jongen die tegen mij aan zat) begon Mortal Combat te spelen, wat de bijbehorende kreunende en krijsende geluiden maakte. Het meisje voor me liet haar mobieltje Roemeense muziek maken, in competitie met de laptop van de jongens, terwijl de vrouw schuinachter me zat te snurken. Om vijf uur waren de meiden in het midden van de bus staand in gesprek met de laptopjongens, terwijl Robert naast me zat te klagen dat hij niet kon slapen. Om zeven uur maakte ik hem wakker; we waren bij de Roemeense grens.

De eerste uren in Roemenie waren leeg, met als uitzondering de stad Arad en de door Ceauscescu leeggewerkte vervallen dorpjes.

Het busstation van [Sebesj] werd geflankeerd door ruines. Een fabriekshal waarvan alleen de gevel nog overeind stond aan de achterkant. Door de raamgaten was een volgende ruine te zien. Aan de overkant van de weg stond er nog een. Een bedeljongen stond vragend bij een goedgeklede man, die ook met de bus meereed. Hij werd genegeerd en liep verder, totdat zijn oog op iets op de ruwe betonnen wegdelen van het station viel; een half opgerookte sigaret. Hij staakte zijn werk, stapte er snel heen en pakte hem op. Na tien meter weggerend te zijn stak hij hem in zijn mond, glunderend alsof hij iets gestolen had.

Bij de derde stop na de grens sprak ik met de vrouw die achter me zat. Ze zou na Boekarest naar [Galatsj] gaan, in de buurt van het Roemeens-Moldaavs-Oekrains drielandenpunt. De vrouw achter haar was op weg naar Tiraspol, wat in Transdniestr ligt, in noord Moldavie. Terug in de bus spraken we met zijn drieen. De Roemeense vrouw vertolkte voor mij in het Frans. De Moldaavse had een (knappe) zoon die precies op mij leek en een neef die dokter was en engels sprak. Ze heeft me haar naam, adres en telefoonnummer gegeven. De Roemeense showde me familiefoto's. Door al dit achterstevoren zitten en de slechte weg door het heuvelig landschap begon ik behoorlijk ziek te worden. Voor sibiu gaf ik over in de lekke Lidl zak die de man die ik in Utrecht al zag me had gegeven. Hij had ook keukenpapier voor me bij zich.

In Sibiu kwam ik trams met Randstadt-uitzendbureau reclame tegen. Robert verklaarde dat de trams uit Duitsland kwamen en inderdaad stond er Wurzburg op de buitenkant. Op het station schepte ik een luchtje en at ik op aanraden van de Lidl-man mijn laatste appel. Ook hij was onderweg naar Brasov. Hij was op visite geweest bij een Roemeense vriend in Nederland. Hij had twee zonen. Een ervan leek precies op mij...

Tijdens het laatste stuk werd de lucht aan de rechterkant gevuld met hoge bergen met besneeuwde hellingen die de wolken camoufleerden. Gelukkig hoefde ik niet meer over te geven. De mensen om me heen vroegen me telkens hoe het met me ging. Om half drie 's middags waren we al in Brasov; vijf uur te vroeg!