22 februari 2007

Het warme Sibiu

Om zeven over negen zaten we in de trein naar Sibiu. Doordat ik mijn kaartje apart kocht, was ik in een andere wagon geplaatst dan de meiden, maar ik was zo vrij om toch bij hun te gaan zitten. Ik zorgde ervoor dat ik wel in de buurt van de juiste zitplaats zat, zodat ik daar kon gaan zitten als er problemen waren, en me verder als domme Hollander kon gedragen. Niemand anders kwam mijn stoel opeisen, dus niets aan de hand. Ik las de krant door van de vrouw die voor me zat (en probeerde de sudoku op te lossen), deed mijn ogen een tijdje dicht, maakte foto's van het landschap en een praatje.

Na twee-en-een-half-uur waren we in Sibiu, waar we de taxi naar het centrum namen. Daar liepen we via een brede winkelstraat naar het grote plein. We bekeken wat gebouwen en besloten om voor twee uurtjes onze eigen weg te gaan. Ik zocht de achterafstraatjes en steegjes op en maakte foto's. Bij een internetcafe checkte ik mijn email, maar er zat geen mailtje van Alexandra in mijn brievenbus. In het toilet van het internetcafe was ook een douche, waarvan het gordijn dicht zat. Het voelde heel vreemd, want normaal gesproken betekent een dicht gordijn dat er iemand achter zit:P

Onderaan een trap in de stad stond een oude vrouw sneeuwklokjes te verkopen. Ik geloof dat ze 25 bani vroeg, maar ik gaf twee munten van vijftig. Eerst verstond ik dat ze zei dat dat een genoeg was, maar direct daarna bedacht ze zich en stopte de munten in haar zak en wenkte me dat ik een bosje mocht pakken. Uit beleefdheid pakte ik er maar eentje, maar eigenlijk wilde ik helemaal geen bloemen. Wat moest de langste jongen op straat met zo'n miezerig klein bosje bloemen, zag ik de mensen om me heen denken. Ze zouden de reis sowieso niet overleven. Ik besloot ze aan de knapste alleenlopende persoon die ik tegenkwam te geven. Maarja, knappe mensen zijn net als politieagenten; als je ze nodig hebt zijn ze er niet...

Na tien minuten dwalen zag ik iemand die binnen de marge viel. Ik volgde haar en probeerde dichterbij te komen, maar ze was vrij ver weg. Toen ik na drie minuten redelijk dichtbij was liep ze de trap af, waar onderaan nog steeds de vrouw haar bloemen probeerde te verkopen. Ik wilde niet voor haar ogen haar bloemen weggeven, dus ik ging de andere kant uit. Aan de overkant van dat plein zag ik een ander acceptabel persoon, die bovendien in mijn richting liep, wat het een stuk gemakkelijker maakte. "Buna ziua", zei ik. Ze antwoorde en probeerde langs me te lopen, maar ik stapte in haar weg en hield haar het bosje voor. "Voor jou", zei ik. Na een moment twijfel pakte ze aan wat ik haar voorhield, waarna we beiden doorliepen. Weer een probleem opgelost.

Daarna ging ik samen met de engelsen naar een pizzeria. We besloten nog eventjes dat buurtje te bekijken en dan de bus van vijf uur terug naar Brasov te nemen. Het kleine busje was helaas al volgeboekt, begreep ik van de chauffeur. Na navraag aan het loket bleek dat de laatste bus geweest te zijn. Om kwart over zeven zou de trein gaan, die, na het kopen van de kaartjes, ons bijna vier uur van onze tijd zou kosten. We dronken wat in een ongezellige gelegenheid met slechte te harde muziek. Daarna gingen de meiden naar de wachtkamer op het busstation. Ik ging de buurt nog even verkennen.

Terwijl ik daar liep bedacht ik me dat ik mijn email nog eens moest checken. Ik liep door de straten op zoek naar een internetcafeetje. Omdat ik er geen kon vinden vroeg ik het aan een jonge man. Hier wist hij er geen. In het centrum waren ze, zij hij. De volgende die ik het vroeg antwoorde hetzelfde. Ik liep terug in de richting van het station. Naast me stond een taxi voor het stoplicht te wachten. Ik opende de deur en ging naast de chauffeur zitten. "La internet, alstublieft, in het centrum..., of hier, maar ik geloof dat er hier geen is." "Oke", zei hij, en sloeg rechtsaf, richting het centrum. Terwijl ik voor de derde keer die dag langs de stadsmuur reed vroeg hij over de radio aan een collega waar hij een internetcafe kon vinden. Toen we er waren vroeg ik of hij hier op me wilde wachten. Drie minuten later zat ik weer naast hem. "Ik had geen email," verklaarde ik. Ik verduidelijkte dat ik een email verwachte van een leuke meid die de volgende dag mee naar Boekarest zou gaan. "Is ze Roemeens?", vroeg hij. "Da, din Brasov". "Hier, in Sibiu, zijn ook veel leuke meiden". "Da, maar ik werk in Brasov". Hij zette me af bij het station en nam afscheid met een "Good luck!".

Ik belde Alexandra. "Kom je morgen?", vroeg ik. "No, ik heb iets anders te doen". "Oke, en zondag?" "Zondag is vrij" "..." "Mooi, tot zondag". "La revedere".

De trein naar Brasov was tegenovergesteld aan de mooie trein die we 's ochtends gehad hadden. Hij was goedkoper, oncomfortabel, vol en maakte een hoop herrie. Hij stopte ieder kwartier in plaats van alleen in de grotere plaatsen. Tot Fagaras zat ik tussen een gesprek van twee forse Roemeense vrouwen in, maar daarna had ik de bank voor mezelf, waar ik gretig gebruik van maakte. Tegen elven waren we in Brasov, waar Kirsty een duurdere taxi voor ons uitzocht. Weer wat geleerd: let altijd op wat er op de taxi staat.

Geen opmerkingen: