4 mei 2010

Een leven lang vluchteling

Met een bestelbus kom ik in Haleb aan. Machmoet heb ik al over mijn komst ingelicht. Hij heeft beloofd hard door te werken, zodat hij eerder klaar is. Dan zal hij me bellen om te horen waar hij me op kan halen. De chauffeur van het busje probeert me ervan te overtuigen om met hem mee te gaan, maar zijn dorp is 90 kilometer verderop. Ik sla zijn uitnodiging af en ga naar het centrum. Eerst lopend. Al gauw beland ik in een buitenwijk waar ik met mijn grote backpack liever niet ben. Ogen van omstanders voel ik in mijn rug, zij het velen gesluierd. Het is er een rotzooi. Een jongen met brandwonden in zijn gezicht en over de rest van zijn lichaam loopt deels verbonden met twee jongens over straat langs mij heen. Later op de dag kruizen ook enkele gehandicapten mijn pad. In Mali zouden ze allemaal bedelaars zijn. In Syrië niet. Na enkele uren door het centrum te hebben gelopen heb ik er slechts twee gezien.


Met een stadsbus beland ik in het centrum. Ik probeer een theehuis te vinden, waar ik onopvallend in een hoek kan zitten schrijven, tot Machmoet zijn werkdag erop zit. Dat blijkt lastig. Ik zit verstrikt in het auto-onderdelendistrict van de stad. Een 26-jarige man spreekt me in het Engels aan. Hij is op weg om een vliegticket naar België te regelen. Voor zijn bedrijf wil hij daar auto-onderdelen inkopen. Het visum heeft hij al in zijn zak, vertelt hij. Daar heeft hij veel voor moeten doen. Een vriend van hem, die in België zit, stuurde hem een uitnodiging. Een vrouw heeft hij nog niet en zijn bedrijf is in Dubai geregistreerd, maar daar is hij vanwege de crisis vandaan vertrokken. Om toestemming te krijgen om Europa te bezoeken heeft hij moeten falsificeren dat hij in Syrië getrouwd is en dat hij lokaal een bedrijf heeft. Dit is nodig omdat de Europese Unie ervan verzekerd wil zijn dat de reiziger voldoende redenen heeft om vrijwillig naar zijn land terug te keren. De man laat me achter bij een internetcafe. Niet wat ik zocht, maar het voldoet.

Na een paar uur haalt Machmoet me op. Met de taxi rijden we naar zijn huis. Daar laat ik mijn grote tas achter. Voor we de citadel bezoeken, introduceert Machmoet me tot de falafel. Een verrijking. Vooral lekker in combinatie met ayran (verdunde yoghurt). De taxi brengt ons naar het fort. Machmoet vertelt dat ze de diepe gracht, die eromheen ligt, met water hadden willen vullen, maar bij de werkzaamheden kwamen ze resten van Aleppo 2.0 tegen, welke ze nu aan het herontdekken zijn. Twee grote aardbevingen hebben de oudste nog levende stad ter wereld gedurende de afgelopen 5000 jaar geteisterd. Daarom wordt algemeen aangenomen dat onder het huidige Aleppo twee oudere steden begraven liggen.
Bij het binnengaan herkent Machmoet de drie jongeren die voor ons lopen. Het zijn couchsurfers die hem over internet gevraagd hadden of ze bij hem konden overnachten, maar ze hadden op zijn instemming niet meer gereageerd. Nadat we een rondje gelopen en van het uitzicht over de miljoenenstad genoten hebben spreekt Machmoet ze buiten het fort aan. Ze bleken de dag ervoor pas later in de avond het land binnengekomen te zijn. Vijf uur waren ze opgehouden aan de grens bij Kilis. Die had ik per toeval niet genomen. Ze hadden het te laat gevonden om Machmoet nog te bellen en een hotel opgezocht. Nu we ze toch tegengekomen zijn nodigt hij ze uit alsnog te komen. Daarvoor moeten ze eerst even bij het hotel langs.


Bij de soek van Aleppo laat Machmoet me met de Fransen achter. Julia, Claire en Greg studeren een jaar lang in Istanboel. Nu ze een korte pauze hebben zijn ze naar Gaziantep gevlogen en vanaf daar naar Syrië gereden. Een half uur wandelen we door een van de grootste overdekte markten ter wereld. Een aaneensluiting van tien kilometer winkeltjes en kraampjes. Ik herken de geweven gewaden uit het Oezbeekse Buchara, één van mijn favoriete steden. Verder zijn vooral de nissen met licht-schitterende jurken, stalletjes met bakken vol kruiden en winkels met schappen vol Aleppijnse zeep vertegenwoordigd. Claire vertelt dat ze eerder die dag in de zeepfabriek zelf geweest waren. Dat was zeer indrukwekkend.

In een theehuis, waar ook de meiden welkom zijn, drinken we thee. De Fransen vertellen dat in gelijksoortige gelegenheden in Turkije de helft van de bevolking vaak buitengesloten wordt. Misschien terecht. Met name Julia laat van vele voorbijwandelende mannen de gedachten afdwalen.

Het hotel kan voor deze nacht niet geannuleerd worden, dus de volgende avond pas zullen de Fransen naar Machmoet verhuizen. We maken nog een avondwandeling naar een van de grote moskeeën van de stad en eten in een restaurant toshka met salade. Vervolgens vervelen we een verkoper door kleine hoeveelheden van verschillende soorten Syrian delight te kopen, welke we onder het genot van een kaartspelletje in het hotel opeten. In één zit roos verwerkt. Daardoor doet hij ons teveel aan zeep denken om hem lekker te kunnen vinden.

Machmoet haalt me met de taxi op van het Sheraton, wat in de buurt zit van het hotel waar de Fransen verblijven. Thuis gaat de televisie op Al Jazeera. Voetbal. Zo kom ik erachter dat er weereens om de UEFA-cup gestreden wordt. Na een uur lang een overwegend groen beeld te hebben gezien leveren drie heren in het Arabisch commentaar op hoe de Europese spelers speelden en ventileren ze hun verwachtingen over hoe de Europese clubs het verder zullen gaan doen. De wereld kijkt naar Europa.


Vervolgens laat ik Machmoet foto's zien van de 'dode steden' die ik een dag eerder bezocht heb. Hij, zijn leven doorbrengend op nog geen 100 kilometer afstand van deze 700 monumentale dorpen, had van hun bestaan nog nooit gehoord.

Machmoet had geometrie willen studeren, maar zijn familie drong aan op de apothekersstudie. In Syrië wordt aan de hand van je middelbare school examencijfer bepaald voor welke studie je in aanmerking komt. Voor geneeskunde ligt de lat het hoogst. Dat verklaart waarom een enkeling me ontzagvol aankeek toen ik beweerde dat te studeren. Na geneeskunde komt de apothekersstudie en vervolgens de studie tot engineer. Financieel is de studie tot apotheker de gunstigste optie, want als je dat papiertje eenmaal hebt kun je de rest van je leven thuis met je handen in je zakken zittend geld verdienen. Machmoet heeft het diploma succesvol behaald. Dat geeft hem het recht om een apotheek te openen, maar daar heeft hij helemaal geen behoefte aan. In plaats van zelf een apotheek te openen, verhuurt hij zijn recht aan iemand anders, die wel graag een apotheek wil hebben, maar hier het recht niet toe heeft.
"Ergens in Aleppo" zo vertelt hij "is een apotheek waarbij mijn naam op de gevel staat. De persoon die daar de 'apotheker' is betaalt mij iedere maand geld voor het recht dat ik aan hem uitleen."

Daarnaast werkt hij in een nieuw IT bedrijf. Samen met 'zijn' apotheek levert dit hem 2000$ per maand op; voor Syrische standaarden een buitensporig hoog bedrag. "Maar mijn doel is om 5000$ te gaan verdienen" vervolgt hij. "En dat is met dit bedrijf te doen; er zijn enorm veel mogelijkheden. Momenteel leggen we ons toe op het digitaliseren van de gezondheidszorg. Nu zal iedereen die je als patient binnen het ziekenhuis te spreken krijgt je geboortedatum en je andere gegevens opschrijven. Wij gaan ervoor zorgen dat dit soort handelingen maar een keer hoeven te gebeuren. Over vijf jaar willen we ons op de digitalisering binnen de overheid gaan richten."

Even later probeer ik Google Maps te openen, om nogmaals te bekijken waar het Palestijnse vluchtelingenkamp, dat ik morgen hoop te bezoeken, zich bevindt. Ik zoom in op Syrië, maar verder dan de naam van het land, dat op het scherm van de laptop van Machmoet dan een paar vierkante centimeter groot is, kom ik niet.
"Is Google Maps geblokt in Syrië?" vraag ik Machmoet. Inderdaad.
"GPS is hier ook illegaal" vertelt hij. Nu bedenk ik me dat ik nog niemand met dergelijke apparatuur had zien rondlopen.
"Maar waarom dan?" vraag ik.
"Tsjah, dat weten we niet. Veel dingen zijn in de ban zonder dat ons duidelijk is waarom. Facebook en Google Earth ook. Maar toch gebruiken we ze allemaal. Daarvoor stellen we een proxy in, waardoor het lijkt alsof je vanuit een ander land verbinding met het internet maakt. Misschien is het je opgevallen dat op couchsurfing de laatste login van Syriërs vaak in Thailand of Saoedi-Arabie is?"
Het was me inderdaad opgevallen dat verdacht veel mensen zich in Riyaad, een stad in Saoedi-Arabie, ophielden. Ik ging ervanuit dat daar meer geld te verdienen viel en dat ze dus werkelijk daar zaten. Voor mij was dat een reden om niet te vragen of ik bij hen kon overnachten. Nu weet ik beter.

De volgende dag, een Islamitische zondag, is het tijd om aan het werk te gaan. Na duizenden kilometers en een paar dagen toerisme bezoek ik voor het eerst in mijn leven een vluchtelingenkamp. Het zal niet de laatste zijn, dit leven, en ook zeker niet de indrukwekkendste. Een instapmodel, zou ik willen zeggen. Neirab. Een kleine 19.000 mensen schijnen daar te wonen.

Machmoet regelt dat de taxi me naar de microbusstandplaats zal brengen. Daarvandaan rijdt een bus naar Neirab. Machmoet belooft me dat het taxi-ritje minder dan 50 Syrische lira zal kosten. De meter staat op zeventig wanneer we aankomen. Helaas heb ik alleen maar een briefje van 500 lira bij me, waardoor de taxichauffeur me gemakkelijk afzet en me 120 laat betalen.

Microbussen zijn wel betrouwbaar. Voor 10 lira rij ik Aleppo uit. Dan rijden we een stuk over het platteland, vergezeld door open busjes waarin hele families zitten, tot we onder een poort door rijden met een Syrische en een Palestijnse vlag erboven. Binnen zijn meer Palestijnse vlaggen op muren geschilderd. Het ziet er duidelijk anders uit dan Aleppo zelf. 'Wat doe ik hier' vraag ik me af. Ik besluit nog even in de bus te blijven zitten, zodat ik het kamp vanaf de buitenkant te voet kan bereiken, in plaats van in het centrum uit te stappen. Dan kan ik het wat beter overzien.


Waar de laatste familie, die met de microbus meereed, uitstapt volg ik hun voorbeeld. Ik wandel terug naar waar ik vandaan kwam, tot ik aan de rand van het kamp een zijstraat insla. Voor het laatste huis zitten twee mannen thee te drinken. Ze nodigen me uit om bij ze plaats te nemen en schenken me een glaasje thee in. Ik probeer wat met ze te praten. Nazier en Tézier werken beiden in een fabriek waar gewapend beton gemaakt wordt. Tézier was daarvoor leraar. Terwijl ze me aan enkele schoolkinderen en andere langswandelende mensen voorstellen oefen ik met hen mijn Arabisch. Als Tézier op huis aan gaat om een maaltijd te nuttigen, stelt Nazier voor binnen te gaan zitten. Nadat ik op de bank plaats heb genomen zie ik dat het binnen veel krapper is dan ik buiten vermoedde. Na een half uur komen zijn zoon, dochter en haar zoontje thuis. Ze zijn drie dagen in de hoofdstad Damascus verbleven. Nazier begroet zijn kleinzoon en geeft hem even aan mij, maar hij vindt het niet fijn om door mij vastgehouden te worden. Gauw geef ik hem aan Nazier terug.


Nazier regelt dat zijn zoon met een paar van zijn vrienden mij door de wijk rondleidt. Als we buiten lopen bellen ze een Engels sprekende vriend op. Zodra we bij het grote huis van zijn oom aankomen nodigt hij ons binnen uit. De andere jongens blijven nog eventjes voor ze het voor gezien houden. In de hoek zitten drie van Khalil's tantes op kussens op de grond thee te drinken. Geregeld lijken ze om me te lachen. Een van hen vertelt over haar zoons, die in Zweden en Rusland wonen. Ze zetten me een heerlijke maaltijd voor: het rijstgerecht Kebze, met een salade van komkommer, tomaat en mint. Even later zet één van de tantes nog aubergines, gevuld met rijstmengsel erbij. In combinatie met het rode sausje is dat mijn favoriet.

Khalil zijn oom vertelt me over zijn vlucht uit Palestina. "In 1948, terwijl de Engelsen het protectoraat lieten voor wat het was, besloten de Israëliërs hun grondgebied uit te breiden. Mijn vader bracht mij en mijn familie naar de Libanese grens. Daarna ging hij terug om zijn land tegen de invallers te verdedigen. Hij sneuvelde." Na enige tijd belandde hij hier in de barakken die de geallieerden naast het vliegveld hadden achtergelaten. Hij woont er nog altijd. Tijdens de vlucht was hij vier jaar oud geweest; nu is hij één van de ouderen van het kamp. Hij vertelt over de slechte naam die de Palestijnen internationaal hebben en dat dat volgens hem komt door de goed georganiseerde propaganda van Israël in het westen. "De laatste tijd is het wel iets beter geworden" zo heeft hij het idee.


"Sorry voor de saaie verhalen van mijn oom" verontschuldigt Khalil zich als we de straat op lopen. Tijdens de rondleiding die hij me geeft wordt me duidelijk dat de United Nations hier al decennialang een belangrijke rol spelen. Ze hebben begin jaren vijftig een organisatie op touw gezet die zich bij uitstek om de Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten bekommert; de UNRWA, een onnavolgbare afkorting. We maken een wandeling langs twee UNRWA scholen, een UNRWA gezondheidscentrum en verschillende huizen die door de UNRWA vervangen worden, omdat ze te slecht werden bevonden om nog in te kunnen wonen. Daarvoor zijn 300 gezinnen enkele jaren geleden naar een nieuw kamp in de buurt verhuist.


Khalil vertelt dat de scholen die door de UNRWA georganiseerd worden een stuk beter zijn dan de scholen die door de regering zelf gefinancierd worden. Ze leveren tien jaar lang gratis onderwijs aan geregistreerde vluchtelingen. Khalil is na deze school doorgestroomd naar een Syrische middelbare school. Daarna is hij Engels gaan studeren, waar hij naar eigen zeggen nu tot de tien beste studenten behoort. Ik had gelezen dat de vluchtelingen in Syrië dezelfde rechten als Syriërs hebben, behalve dat ze niet als Syrisch burger worden beschouwd. Daarom vraag ik Khalil hoe het zit met het stemrecht. Hij vertelt dat de Palestijnse vluchtelingen in Syrië met bepaalde verkiezingen mee mogen doen, maar met de belangrijkere, waarin de president zelf wordt herkozen, niet. Aan referenda mogen ze vaak wel meedoen, meldt hij. "Onze president, is overigens een geweldig man" voegt hij er ongevraagd aan toe. "We kunnen ons geen betere president wensen." Dat mag ik alleen maar beamen.
"Ik ben blij dat te horen" zeg ik dan ook.


De sfeer die door de straten waart is plezierig. Overal spelen voetballende kinderen. De winkeltjes in het centrum zorgen voor de nodige levendigheid en Neirab heeft zelfs zijn eigen wandelgebied. Over het spoor wandelen we naar wat het park van het kamp lijkt te zijn. De gecultiveerde velden waar vele families, koppels en vriendengroepen vertoeven om de relatieve rust op te zoeken. Het is een mooie avond. Het is gezellig. Iedereen kent elkaar. Vrijwel allemaal zijn ze al hun hele leven vluchteling, verlangend naar een land dat ze slechts kennen van horen zeggen. Verlangend naar een utopie misschien.

In één van de straten van het centrum van Neirab zien we een mooie oude Amerikaanse auto staan. Europeanen hadden hem laatst voor veel geld van de eigenaar willen kopen, zo vertelt Khalil. Maar de eigenaar had geen afstand van zijn lieveling kunnen doen, al had het barrel altijd wel iets dat gerepareerd moest worden.

Op veel plaatsen hangen posters met foto's om de mannen te eren die in de strijd tegen de overheersing ten onder zijn gegaan. Door de stad heen zijn ook doeken gespannen met teksten van de Hamas en de 'Palestine Liberation Organization' met teksten die Khalil vertaalt als: 'de zon van de vrijheid rijst vanuit de wapens van de weerstand' en 'de keuze van weerstand en gewapend vechten is de weg om de balans van de kracht tegen de bezetting te veranderen'. Bijzonder. Vooral het contrast verrast me. De mensen die ik in het kamp tegenkom zijn minstens zo vriendelijk als alle 'Syrische' en Turkse mensen die me de afgelopen dagen opgevangen hebben. Deze hartelijkheid staat in groot contrast met de hatelijkheid die de entourage van hun woonplaats propageert.


Nadat we ook langs de muurschilderingen, waarin de ontstaansgeschiedenis van het Palestijnse vluchtelingenprobleem weergegeven wordt, zijn gewandeld, zet Khalil me in de microbus naar Aleppo. Daar neem ik de bus naar de universiteit, waar ik een man en een vrouw de weg naar Machmoet zijn wijk vraag. De man loopt met me mee om me via een kortere weg over het universitair ziekenhuisterrein te leiden. Hij blijkt dokter te zijn, waardoor ik kans zie om een rondleiding in het universitaire ziekenhuis los te peuteren. Helaas had ik daar in de twee dagen daarna geen tijd voor, maar misschien dat het er op de terugweg, wanneer ik Noord-Syrië weer aandoe, nog van komt.

Geen opmerkingen: