16 april 2010

Hoe verlaat je met een legaal gekochte auto de EU?

Melissa en Linda zwaaiden me vanaf de buitendeur van mijn huis uit, terwijl ik over het plein langs de barakken, waarin we leven, loop en via een openstaand hek het terrein verlaat. Over het fietspad bereik ik de Mac Donalds bij het Transferium. Bus 32 brengt me naar de A4. Via Delft en Rotterdam bereik ik Tilburg, vanwaar twee Somaliers me tot voorbij Weert rijden. Een man die computeronderdelen vervoert loodst me door de file naar Born, waar ik een muurschilderaar aanspreek, die een stuk voor me doorrijd zodat ik bij de grens terecht kom. Dan waan ik me al dicht bij mijn einddoel; de Nederlands-Duitse grens wordt overwonnen terwijl Turks gezang mijn gedachten omarmt. Yunus komt uit Kilis, de grensplaats van Turkije en Syrie die ik verwacht over te steken.

"Als je daar bent moet je echt de Kilis kavasi proberen!" raadt hij aan. "En in Gazijantep de lahmacun. Daar zijn de beste van Turkije."

Ik ben benieuwd. Na vorig jaar enkele inheemse lahmacuns genoten te hebben constateerde ik dat ik die in Leiden toch het lekkerst vindt. Waarschijnlijk omdat ze op mijn Hollandse smaak aangepast zijn. Misschien dat die van Yunus deze stelling kunnen weerleggen.
Yunus had door laten schemeren naar zijn woonplaats Wenen onderweg te zijn, maar had daarbij niet verteld dat hij na twee en een half uur elf uur lang pauze zou moeten nemen. De Europese wetgeving wordt steeds strenger; vorig jaar hadden chauffeurs aan negen uur pauze nog voldoende.

Waar Yunus met moeite een plaats voor zijn truck vond had ik al direct een nieuwe weldoener te pakken. Na een Duitse bockworst wilde hij me met alle plezier een stuk op weg helpen. Voor ik het wist zat ik in Würzburg, vanwaar ik zonder veel moeite een lift naar Nürnberg vond.

Daar stond ik een goed uur in de kou. De mensen die ik aansprak hadden of hun auto al gevuld, of zeiden ronduit dat ze niemand meenamen; hun goed recht natuurlijk. Een Nederlander met een nieuw Volkswagenbusje wilde zijn auto graag nieuw houden en vermoedde blijkbaar dat ik daar niet toe in staat was. Twee Duitsers in een luxe BMW wilde me wel meenemen, mits ik marihuana bij me had of op hun schoot kwam zitten. Marihuana had ik niet en voor de tweede mogelijkheid was echt te weinig ruimte voorin die auto; ik besloot de nachtelijke kou nog langer te trotseren. Bovendien bleven ze nog drie kwartier staan, voordat ze achter een Roemeens busje aan naar de parkeerplaats van de Burger King reden en daar gedurende lange tijd wat zaken afhandelden. Op de plaats die zij vrij hadden gemaakt verscheen een andere BMW met een voor mij onbekend nummerbord. Een zilveren van een iets ouder model, maar hij zou prima voldoen. De jongen die eruit kwam bleef in de buurt van zijn pronkstuk staan wachten, waardoor ik pas na een half uur op hem toestapte en hem in het Duits aansprak.

"Guten abend. Fahren Sie vielleich richtung Regensburg?"

"Wat zeg je?"

"Ah, spreek je Engels? Gaat u misschien richting Regensburg? Of Slowakije?" Daar wilde ik graag een kort bezoekje aan twee vrienden en hun nieuwe dochter brengen.

"Ja, ik ga wel door 'Slovakia' heen ja."

"Waar gaat u zelf naartoe dan?"

"Naar Skopje."

Mijn hart slaat een slag over... "Zou ik misschien een stuk mee kunnen rijden?"

"Ik wacht even op een telefoontje van een paar vrienden van me. Die komen er zo aan."

Aangezien hij geen ja heeft gezegd en ook zijn gezichtsuitdrukking niets verraadde, weet ik niet of ik door zou moeten gaan met anderen te bevragen. Ik besluit even te wachten. Hij vertelt niet langer op zijn vrienden te wachten en nodigt me uit te gaan zitten.

"Weet je de weg?" vraagt hij. "Ik heb alleen dit." Hij wijst op een papiertje waar enkele steekwoorden op zijn geschreven.

Ik pak mijn kaarten erbij en wijs hem de route via Boedapest aan. Zo was ik vorig jaar in Servië beland.

"Nee, daar gaan we niet naartoe" zegt Florian, terwijl hij een blik op zijn briefje werpt. "We gaan via Passau en Graz naar Slovenië, om dan via Kroatië naar Belgrado te rijden.

Ik vind het prima. Ik ben altijd in voor een nieuwe route. Alleen haalt hij blijkbaar Slovenië en Slowakije door elkaar; een veelgemaakte fout. Niet op bezoek bij mijn vrienden dus. Maar als dat een ritje naar Macedonië oplevert, dan is dat het waard.

De auto had hij zelf in Brussel gekocht. Een oom van hem, die daar woont, had hem erop gewezen. Ze zitten in die handel. Ze kopen continu auto's in België en Duitsland, die dan vervolgens per vrachtwagen naar Skopje gebracht worden en daar met winst worden verkocht. Maar deze is voor hemzelf. Daarom besloot hij hem zelf naar huis te rijden.

Zo gezegd, zo gedaan. Via Regensburg rijden we tot voorbij Passau, waar we onszelf drie uur nachtrust gunnen. Dan spoeden we ons door Oostenrijk via het Sloveense Maribor naar de Kroatische grens. De Slovenen buigen zich en half uur lang over zijn auto, meerdere malen verklarend dat hij via Hongarije zal moeten rijden. De grenswachters trommelen telkens een hogere rang op, tot de negende persoon die al dan niet uit nieuwsgierigheid polshoogte komt nemen verantwoordelijkheid durft te nemen en ons Slovenië uit laat rijden. De Kroaten zijn hardvochtiger.

"Nema sjans" maken ze direct al duidelijk: je hebt geen kans. Het transit nummerbord is alleen in de Europese Unie geldig. Kroatië hoort daar nog niet bij, dus we mogen niet door. De Slovenen doen niet moeilijk en laten ons zonder mokken hun land weer binnen. Voor de vierde keer rijden we langs het bord 'Marjeta na Dravskem polju'. Bij Maribor slaan we af naar rechts, richting Hongarije. Daar leid ik Florian over 250 kilometer plattelandsweggetjes tot we de grensovergang bij het Servische Subotica bereiken.

"Waar is je importformulier?" vragen de Hongaren. Florian blijkt die niet te hebben. "Dan moet je terug naar Duitsland" dreigen de grenswachters.

Verslagen staan we een half uur op de parkeerplaats. Het regent. Dan proberen het nog eens, maar wederom zonder resultaat. Ik wijs Florian de weg richting een andere grenspost, wat ons het mooiste stukje Hongarije laat doorkruizen wat ik heb gezien. In een dorpje vragen we twee mannen de weg. Ze vertellen in gebroken Engels dat de grenspost slechts van acht uur 's ochtends tot vier uur 's middags open is. Het is nu zeven uur 's avonds. Nogmaals rijden we naar de grenspost bij Subotica. Florian heeft zijn vrienden gebeld. Zij beloofden daar ook naartoe te gaan. Zij hadden dezelfde problemen bij de Kroatische grens.

Ondertussen begint het te hagelen. Bliksems slaan in op de aarde.

"Wat kunnen we nog doen?" vraagt Florian.

Gedurende de hele rit had hij, weliswaar een jaar jonger dan ik ben, maar toch al een stadium verder in zijn leven, mij gevraagd wat hij moest doen. Dat is vreemd, als je als lifter bepaald waar je weldoener naartoe rijdt.

"Er is nog een grenspost zestig kilometer verderop bij Szeged. Die is groter dan deze, want hij ligt op de snelweg Boedapest-Belgrado." Ik was daar al twee keer eerder geweest. "En als het daar niet lukt, dan kunnen we het in Roemenië proberen. Of in Bugarije, maar dat is erg ver weg.
We besluiten richting Szeged te rijden. De weg wordt overspoeld met natte hagel. We rijden over een beboste weg. Dan schreeuwt Florian het uit:"what's that?!" Voor me zie ik de koplampen van een tegenligger, maar het ligt wordt ergens door gestremd. Zwarte lijnen overbruggen de lichtvlakken. Florian ontvlamt zijn grote lichten. Een boom is over de lengte van zijn stam gespleten en over de weg gevallen. De gehele doorgang wordt verspert. Onze tegenligger en wij zijn de eersten die erbij zijn. Sterker nog: onze tegenligger is er volop ingereden, maar gelukkig aan de kant waar de stam al geheel in takken is overgegaan. Zo is de auto relatief vriendelijk tot stilstand gebracht. Florian neemt een kijkje. We besluiten terug te keren. Langzaam door de hagel rijdend, met de staart tussen onze benen. Voor de derde maal bereiken we de grensovergang bij Subotica. Daar slapen we een nacht door.

De volgende morgen is de storm in bewolking overgegaan. De weg, die 's nachts nog bezaaid met duizenden kleine en enkele grote takken had geleken, is alweer schoon. In vrede rijden we door naar de grens bij Szeged.

Zenuwachtig benadert Florian de wachters. Deze stempelen onze paspoorten al voordat ze om zijn autopapieren vragen. In het Servisch spreekt Florian ze toe. Een van hen steekt zijn hand in de auto. Florian stopt er 30 euro in. We mogen gaan.
De vijf euro voor de Serven werd via mijn paspoort overhandigd. Op de camera's mag natuurlijk niets te zien zijn. In vrijheid doorkruizen we de vlakte van Vojvodina en Servië, tot we door de heuvels nabij Kosovo bij de Macedonische grens aankomen. Met gemak steken we de grens over, waarna hij achteraan aansluit in de rij met auto's die voor het eerst naar Macedonië komen daar hun tweede leven zullen leiden. Het is me duidelijk dat veel mannen zo hun brood verdienen. En het verdient goed, zo vertelde Florian. Hij sprak over 1500 euro per maand. Daarmee kun je tijdens het wilde nachtleven van Skopje goed de blits maken, in een land waar 'normale' mensen slechts 500 euro verdienen. Na twee uur meldt hij dat het nog lang zal duren.

"Ik kan mijn belofte niet nakomen" vervolgt hij. Ik zou bij hem overnachten, wat mij een kans zou geven zijn hoofdstad te leren kennen. "Ik moet namelijk mijn auto invoeren en heb nog maar twintig uur de tijd. Dit kan nog wel eens lang gaan duren. Voorlopig kan ik nog niet naar huis."

"Dan stap ik hier toch uit?" bied ik aan.

"Ik kan je zo toch niet achterlaten?"

"Natuurlijk wel! Zo werkt liften. Ik beland altijd op plaatsen als deze."

"Nee, ik wil je nog een avondmaal aanbieden. Je hebt me zo enorm veel geholpen."

"Jij mij ook! Je hebt me een kleine 2000 kilometer vooruit geholpen en aardig wat avontuur bezorgt."

"Ik breng je naar Skopje." Daarmee was het besloten. Een inspecteur beoordeelde vluchtig de BMW en liet ons gaan. Voor even, want Florian zijn transit nummer zal binnen een dag aflopen. Als hij binnen die tijd geen Macedonische heeft, moet hij terug naar Duitsland, vreest hij.

We rijden over de snelweg naar de stad. Na de eerste buitenwijken gepasseerd te hebben keren we om en nemen voor een stalletje plaats. Daar koopt Florian twee enorme en overheerlijke hamburgers voor me: "de beste van Skopje". Terwijl ik de eerste opeet vraagt hij de verkoopster of de tweede misschien omgewisseld kan worden voor een hamburger, waarbij in het vlees kaas verwerkt zit. "Die zijn nog lekkerder!" beweert hij. Tegen de verkoopster vertelt hij dat ik uit Nederland kom. Daarop besluit ze een verse voor me te bakken, in plaats van een burger te geven die al langere tijd op de grill ligt. Zorgzaam kleedt ze hem aan met ketchup, mayonaise en peper en pakt ze hem in. Florian brengt me op mijn aandringen een stuk terug de snelweg op, waar ik onder een viaduct van de inderdaad overheerlijke burger geniet. Dan zet ik mijn tas in het zicht en steek mijn hand uit. Macedonië… Zou het hier makkelijk liften?

Geen opmerkingen: