25 april 2010

Unleaded=good!

Mijn volgende bestuurder heet Muhammad. Tijdens zijn werk voor de Turkse regering maakt hij wetten met betrekking tot verzekeringen. "Maar eigenlijk voeren we helemaal niets uit" bekent hij lachend.
"Koffie drinken toch wel?", stel ik vragend.
"Ja, dat wel ja. En ik heb nog een tweede baan. Een eigen bedrijfje, maar dat is illegaal vanwege mijn werk voor de regering. Daarom staat het op naam van mijn moeder. In China koop ik printerassecoires die ik in Turkije via internet weer verkoop." Als hij daarmee meer geld tot zijn beschikking heft gekregen wil hij hiermee de globale markt betreden. Hij is één keer buiten zijn land geweest. Volgens hem is Oost-Turkije hetzelfde als Syrië. Vooral daar is liften dus gevaarlijk. Mensen mee laten liften zou hij eigenlijk ook niet moeten doen.
"Ik zei net tegen de tankbedienden: als hij me doodt, dan doe ik daar toch niets tegen. Het ligt in Gods handen." Hij vertelt over twee Italiaanse vrouwen die in Gebze door een vrachtwagenchauffeur om het leven gebracht zijn. In die stad was ik vandaag nog geweest. "Ik raad je aan om niet met vrachtwagenchauffeurs mee te gaan" zegt ook hij.
"Waarom niet?"
"Weet ik niet..." begint hij weifelend. "Nouja, ze moorden. Niet allemaal natuurlijk, maar er is een correlatie."

Op het tankstation voor Ankara licht Muhammed de pompbedienden in. Ze laten me in hun rokershokje zitten, dat met een straalkacheltje warm gehouden wordt. Thee wordt geschonken, een balletje getrapt en het is gezellig, maar auto's die voorbij Ankara gaan, die zijn er helaas niet. Ik zoek een geschikte plaats om mijn tent op te zetten, maar één van de jongens fluit me terug. Hij opent zijn auto, start de motor en zet de verwarming voluit. Als daar na een klein minuutje nog geen schot in zit, zeg ik "no problem" en gebaar dat ik een slaapzak heb. Op de bestuurdersstoel val ik vluchtig in slaap. Halverwege de nacht word ik gewekt en gevraagd aan de kant te gaan. De auto wordt een stukje verreden om andermans lege accu een opkikker te geven. Kwart voor acht begint de dag.

Een soldaat brengt me naar het centrum van Ankara. Vandaar beland ik met enige moeite in een randstad Golbasj. Tot een architect me redt sta ik daar met vier mannen op een rij te liften. Hij rijdt me tot een cementbedrijf tien kilometer verderop. Direct laat een 25-jarige imam me in zijn auto erbij om me bij de afslag naar zijn dorp, zestig kilometer verderop, achter te laten.

Dan laat Tahsin me bij hem instappen. In zeer gebrekkig Engels weet hij te vertellen dat zijn vader twintig jaar in Nederland heeft gewerkt. Met zijn vrouw spreekt hij zelfs nog weleens Nederlands. Zelf heeft hij in Londen economie gestudeert, maar dat is alweer lang geleden. Terwijl we door een mooi gebied langs een groot zoutmeer rijden, op Google Maps duidelijk herkenbaar al een witte vlek in het hart van Turkije, meldt Tahsin van iedereen te houden, waar men ook vandaan komt. Na zes jaar in het hotel van zijn vader gewerkt te hebben reist hij nu al een paar weken door Turkije rond om een geschikt derde hotel te vinden. Vandaag zal hij in Mersin thuiskomen. Hij kijkt al uit naar de avond. Dan zal hij zijn baby weer zien.


Bij afslag Capadocië houden zet Tahsin zijn auto even stil. Omdat ik bijzondere foto's was tegen gekomen wil ik daar graag één of twee dagen rondkijken. Hij zit te twijfelen. Eigenlijk moet hij rechtdoor naar Mersin, naar zijn familie, maar hij zou graag een paar uur met mij mee gaan. Hij, als Turk, is zelf immers nog nooit in het gebied geweest waar mensen vanuit de hele wereld voor ingevlogen worden. Bovendien kan hij het als zakenbezoek beschouwen; misschien komt hij daar wel een geschikt hotel tegen. Samen gaan we op weg. Bij onze binnenkomst in Nevsjehir steekt een schildpad, roekeloos als hij is, de snelweg over. Dan vallen me de millenia-oude tot huizen uitgehakte rotsen op, waarbovenop moderne behuizing gebouwd is, duidelijk minder duurzaam. Een bijzonder gezicht.


Op mijn aandringen maken we eerst een uitstapje naar Ortahisar. Laatst, toen ik voor mijn Nederlandse kennissen, die in Slowakije wonen, op een campingbeurs stond, was dat dorpje me aangeraden. Het is er ernstig toeristisch. De grote rots in het midden van het dorp is bijzonder. Maar dat het uitgehouwen huis aan de voet ervan tot 'wijngrot' is omgedoopt is een beetje jammer. De cafe eigenaresse vertelt hoe haar ouders daarin opgegroeid zijn. Zelf heeft ze in een holwoning even verderop voor het eerst het levenslicht leren kennen. Het uitzicht vanaf het 'kasteel', zoals de rots genoemd wordt, is de moeite waard. Vanuit de hoogte is te zien hoe vroeger het hele dorp uit rotswoningen heeft bestaan. Nu zijn deze mensen verhuisd naar 'normaal' gebouwde huizen.


Tahsin vraagt of ik nog even mee ga naar Ürqüp. Hij belooft me daarna weer naar Ortahisar te brengen, maar ik heb me ondertussen al bedacht. Het is hier prachtig, maar veel te toeristisch. Wellicht doe ik er beter aan het bij Tahsin zijn haastige rondje te laten en met hem mee door te rijden. Dan kan ik voor mijn aankomst in het Noord-Syrische Aleppo nog het één en ander bezoeken. In dat land verwacht ik minder drukte tegen te komen. Ürqüp is een modern stadje met her en der nog rotswoningen. Als laatste bezoeken we Göreme. Deze plaats maakt op ons de meeste indruk. We rapen mijn stroopwafels en Tahsin zijn Turkse koekjes en ayran bij elkaar en houden tussen een adembenemend berglandschap een picnic. In dit gebied heerst een eeuwig voortdurend kodak-moment. Ook de korte wandeltocht door het dal van de liefde, met nóg meer bijzonder gevormde rotsen, slaan we niet over.


Al met al hebben we onze taak heel doeltreffend volbracht. In een paar uur hebben we net genoeg gezien om over naar huis te kunnen schrijven en aardig wat foto's gemaakt, zij het vaak vanuit de auto. Dat geeft niet; Capadocië is grotendeels 'drive-in'. Beiden besluiten we, terwijl we terug naar Nevsjehir rijden, dat we hier toch zeker nog eens uitgebreider moeten komen rondkijken. Nu zou dat voor mij zonde van mijn tijd zijn.

Bij Pontazzi drinkt Tahsin een bekertje thee. Ondertussen probeer ik al een nieuwe lift te vinden. Wanneer ik besluit iets verder van het stoplicht te gaan staan, loop ik langs verschillende trucks tot voorbij theehuis Semerkent. Daar vertelt Tahsin juist zijn medetheedrinker over mijn bezigheden. Een paar seconden later roept hij me terug. De man die naast hem zit, zo'n beruchte Oost-Turkse vrachtwagenchauffeur, blijkt naar Adana te gaan. Dat is richting Syrië.


Oosters gezang klinkt op uit de keel van de Koerd Suleyman terwijl we de weg naar de Middellandse Zee vervolgen. Zelf rijdt hij tot een stad in de buurt van Armenië, dus hij kan me naar Gaziantep brengen. Ik begin langzamerhand te twijfelen of ik daar wel met hem naartoe wil. Met hemzelf is niets mis. Zeker niet. Ondanks de algemeen heersende negatieve opinie weet ik dat Oost-Turkse vrachtwagenchauffeurs net mensen zijn. Ik ben er ruim twee handen vol tegen gekomen en heb nog niets te klagen gehad. Het is meer zijn vrachtwagen die twijfel bij me laat opkomen. Wanneer ik een bordje 'tankstation 1 km' langzaam naar me toe zie kruipen besluit ik de proef op de som te nemen. Ik pak mijn telefoon uit mijn broekzak en zet de stopwatch klaar. Wanneer het bord mijn oor passeert druk ik op start. Eenmaal bij het tankstation zet ik hem uit: 6 minuten en 7 seconden. Tien kilometer per uur! En dat op een prachtige drie-baans snelweg. Want dat hebben de Turken prima geregeld. Schitterend zijn ze. Lange stukken kun je per kilometer langs twee afgegraven bergen, door twee tunnels en over drie bruggen rijden; allemaal gebouwd zodat wij mensen over een kaarsrecht wegdek door klein-Azië kunnen toeren. Ze doen zeker niet onder voor de Nederlandse snelwegen. Maar die traagheid van deze vrachtwagen; alle andere trucks halen ons in... Dit doet me aan Kirgizië denken. Gelukkig blijkt het maar tijdelijk. Door een gebrek aan gemeenschappelijke taal is het me niet duidelijk waar het aan lag, maar later rijden we met een degelijke tachtig kilometer per uur Adana voorbij. Daar eten we een heerlijke sjiesj kebab; vlees aan een spies met dun brood en salade. Als Suleyman zijn thee al op heeft gaat hij, na te hebben betaald, direct naar buiten. Als ik even later ook buiten kom staat hij met twee mannen te praten. Daarop legt hij me uit dat ik beter niet mee naar Gaziantep kan rijden, omdat daar problemen zouden zijn. Dat is jammer, want naar verluidt zijn daar de beste Turkse pizza's verkrijgbaar. Die wilde ik graag vergelijken met de Leidse Turkse pizza's, die nog altijd mijn favoriet zijn. Misschien op de terugweg. Suleyman wijst me op de mannen die bij hem staan. "Zij gaan naar Antiochië." Ik nu ook.

Achterin hun auto val ik al gauw in slaap. Bij het busstation van de stad maken ze me wakker. Niet de plaats waar je om half één 's nachts achtergelaten wil worden. Opdringerige taxi-chauffeurs vermijdend wandel ik er vandaan. Even verderop dringt een man me een Nescafé op, welke ik weglopend weiger. Bij een benzinestation maak ik een weggedommelde werknemer wakker om te vragen of ik richting Aleppo en dus Syrië loop. Ik bleek de goede kant uit te gaan.

Na nog een kwartier wandelen stopt naast mij een auto. Salahettin kwam vanaf de grens en zag mij lopen. Hij was direct omgekeerd. Met zijn rustige stem spreekt hij me in het Engels aan: "goedenavond, kan ik je helpen?"
Samen rijden we naar een benzinestation, dat zich vijfhonderd meter verderop bevindt. Van de werknemers mag ik daar niet kamperen. Terug in Salah zijn auto pak ik mijn kaart erbij en laat zien dat ik niet persé de grensovergang naar Aleppo hoef te nemen. Ik wil daar immers pas over drie dagen aankomen. Salah's woonplaats Samandec, aan de Middellandse Zee, zou ook een heel geschikte uitvalsbasis zijn, aangezien daar in de buurt ook een overgang naar Syrië is. Hij vertelt over zijn werk. In het verleden heeft hij zowel in Dubai als in Roemenië bij autospuiterijen gewerkt. Nu heeft hij een andere manier gevonden om geld te verdienen. Iedere twee dagen rijdt hij naar Syrië om benzine en andere producten in te kopen, welke hij in Turkije doorverkoopt. Het prijsverschil is ruim een dollar per liter; voldoende voor een degelijk inkomen. Om half drie leggen we ons op de sofa's in zijn woonkamer te rusten.


Vijf uur later word ik door koeiengeloei gewekt. Salah's vrouw Serpil zet een omelet, tomaat, olijven, pittige zoerka, chocoladepasta en brood op tafel. Daar eten we met zijn zessen van. Na een welkome douche sterken ze mijn nog zeer beperkte Arabisch, tot de moeder van Serpil en haar dochter op visite komen.

Bij mijn vertrek stopt Serpil me nog een doosje baklava en een halve liter olijven toe. "Djajied!" zeg ik.
"Super!" laat Salah weten dat hij het Engelse word voor 'Djajied' kent. "Unleaded!" doet hij nog een schepje erbovenop, wat ik toch maar besluit te verbeteren. Logisch, dat hij dacht dat 'unleaded' een variatie op 'super' en 'good' was. Je hebt immers 'super' benzine en 'unleaded' benzine.


Met Salah, dochter Setjiel en zoontje Senneh stoppen we bij een winkel, waar Salahettin een van de vrouwen achter de toonbank 2000 dollar geeft. Vervolgens bezoeken we een bevriende bakker. Daar koopt mijn gastheer nog een brood voor me. Het v-punt is bereikt; het punt waarop je meer voedsel toegestopt krijgt dan je opkan. Daar had ik in de Kaukasus en Centraal-Azië ook zo'n last van. Ik beschouw het al seen duidelijke indicator voor gastvrijheid. Zou Syrië ook zo zijn? Snel zal ik dat kunnen bepalen. Drie kwartier later benader ik de grens.

Geen opmerkingen: