10 juni 2008

Het acclimatiseren

Na een zeer geslaagde avond in Anna Paulowna, waarna Bart, die ik al te lang niet gezien had, bleef slapen, om de volgende dag met me naar Leiden te gaan om me door de laatste in theorie stressvolle dag heen te loodsen, en nog een topavond in Oegstgeest (ook Joost kan ze vergelijken), waarbij ik, dankzij Nienke, Ruben en mijn huisgenoten vrijwel al mijn haar verloor, pakte ik om half twaalf nog even mijn tas in, om de volgende dag voor twee maanden naar Mali te gaan. Met Bart onderweg naar schiphol ruilde ik mijn sandalen toch nog maar even om voor die betere, waar ik, ondanks het grote prijsverschil, nog geen moment spijt van heb gehad. Ze staan alleen in scherp contrast met die plastic flappers waar hier iedereen op loopt. Nog even een bakje koffie op schiphol, inchecken, bellen, wachten, wachten, na het boarden de vliegveldregels die je van je ouders hebt meegekregen overtreden (wil je dit armbandje even voor me vastmaken, vraagt de mooie Marokkaanse aan je...), direct bijna al je zakken controleren, envelopjes geld tellen, denken dat je je huissleutel nu al kwijt bent, je huisgenoot bellen om te vragen of je sleutels misschien op tafel of op een van de magnetrons in de gang liggen, ze even later toch in een van de vele broekzakken die je zelf eigenlijk nog niet gevonden had tegenkomen, instappen en wegvliegen.

Ik had het nog nooit gedaan, maar het beviel goed, al heb ik nu nog nauwelijks door dat ik op een ander continent zit. Royal Air Maroc serveerde, naar mijn idee, een prima Marrokaanse maaltijd en bracht me in een ruime drie uur in Casablanca, waar we met een busje honderd meter verder werden gereden en in het grote erg lege gebouw werden losgelaten. Ik liep naar buiten om vervoer naar de stad te vinden en kwam erachter dat daar behalve taxi's niets was. Voor een bank om geld te wisselen moest ik binnen zijn. Om binnen te komen moest ik in de rij staan en mijn bagage laten controleren. Eenmaal binnen kwam ik de Marokkaanse, bij wie ik het armbandje om had gedaan, samen met haar familie tegen. Ze was hier thuis en we wensten elkaar in het nederlands een goede tijd. Toen ze de deur uit was bedacht ik me pas dat ik had kunnen vragen of ze naar Casablanca ging, maar helaas, de kans was alweer voorbij.

Om 17 uur reed ik, met een andere Nederlander, met de trein in een half uurtje naar Casablanca, waar zij even in haar hotel incheckte en we een rondje gingen lopen. Pauline had een opticien nodig om nieuwe glazen in een oud montuur te laten plaatsen. Voor 150 dirham, zo'n 12 euro, wilde hij dit ondanks naderend sluitingstijd nog wel even regelen. Voor zijn winkel regelde hij nog even een portie kikkererwten voor ons; we waren gewenste klanten. Na even de supermarkt bewonderd te hebben en nog een kwartiertje wachten, was de bril gebruiksklaar en gingen we op zoek naar een taxi om de moskee, waar Pauline het over had, te bekijken. Ik had me helemaal niet in Casablanca verdiept en als je er maar drie uur bent is het toch wel leuk om iets bijzonders te zien. Een taxi bracht ons er. Bijzonder was het zeker, alleen de omvang en de locatie al, aan de rand van de oceaan, tegen een ondergaande zon, terwijl vele mannelijke gelovigen zich, gelokt door het monotone gebed van de imam, naar de enorme poort spoedden, waar ik verzocht werd buiten te blijven, en de vrouwen een kleine, lager gelegen ingang nemen, waar Pauline haar zakken gerooid werden, waarna ze even mee naar binnen werd gesmokkeld. Na deze eerste ervaringen namen we de taxi terug naar het station, waar we na een kopje thee, een croissantje, een tosti en een anti-malariapilletje, tot ziens zeiden en ik me weer naar het vliegveld liet rijden.

Terwijl mijn tweede vliegtuig, deze zonder fancy beeldschermpjes, zich klaarmaakt om op te stijgen lees ik de brief die ik in de lucht pas mocht openmaken, waar ik me dus toch niet aan gehouden heb, omdat dit, ongeveer precies op de helft tussen vertrekplaats en aankomst, me een idealer moment leek. Na een onderzoek over malaria, uitgevoerd in het dorpje waar ik de eerste twee weken naar toe ga, te hebben gelezen val ik boven onverlicht Mauretanie in slaap. Boven Kati, waar ik vier weken zal wonen, word ik wakker, in de lichtjes de vorm ten opzichte van Bamako herkennend van google earth.

Om half 3 sta ik weer op de grond, waar we weer met een busje 50 meter verder worden gereden, waarna ik via de paspoortcontrole en de bagageafhaal zonder problemen bij de al klaarstaande Det en Nol aankom. Vanaf half vijf slapen we vanwege de regen, die er die dag geweest is, nog een paar uurtjes binnen, wat ik in de weken daarna niet meer gedaan heb.

De volgende morgen bezochten we mijn ziekenhuis in Bamako om even te melden dat ik echt kom. De personeels-chef daar, die niet op mijn brief gereageerd had, bleek toch zelfs al een dossier met mijn en Anne Marij, die eerst ook mee zou gaan, haar naam erop te hebben staan. We werden verwacht, maar ik kon melden dat ik alleen zou komen, wat geen probleem was. Daarna doen we even inkopen in een westerse supermarkt met westerse prijzen, bewonderen we op de markt, die ook als riool gebruikt wordt, de geneesmiddelen van een alternatieve apotheek, met apenschedels, botjes en kruidjes, en drinken we een biertje in mijn slaapkamer; het dakterras, waar ik die voetbalavond (twee engelse clubs geloof ik) onder een klamboe met een groot gat erin de stad werkelijk hoor leven als er (bijna) gescoord wordt, aangezien men hier overal in grote groepen buiten op de paar televisies zit te kijken. Ik durf bijna te beweren dat de sfeer hier nog beter was en er meer werd meegeleefd dan in Engeland. Na het beslissende schot rijden de chinese plastic scootertjes op smalle bandjes toeterend de stad door. Dat doen ze hier wel vaker trouwens.

Om 5 voor 9 komt Aisha, de keukenprinses/schoonmaakster, die me vandaag de weg naar mijn ziekenhuis zal wijzen, al aan, terwijl ik lekker uitgeslapen nog aan mijn ontbijt zit. We nemen de bus, als je dat een bus mag noemen, met een overstap in het centrum van de hoofdstad Bamako, waarna het tweede busje me over de rivier de Niger brengt. Al met zal het me zo'n anderhalf uur kosten om van huis naar mijn werk te komen. Ik kan natuurlijk ook een kamertje dichtbij huren, maar bij Det en Nol is het veel gezelliger dan op een eigen eilandje en twee uur per dag tussen Malinezen in gedrukt zitten heeft ook wel wat. Het derde ziekenhuis die we in die wijk vinden is de goede, waarna we weer naar de meest bebouwde kant van de Niger gaan. Aan deze kant staan de twee flatgebouwen, die de hoofdstad rijk is; de centrale bank en een hotel, die de Sovjet Unie cadeau heeft gegeven aan dit dorp met 1 miljoen inwoners. Pinda's etend en uitdelend lopen we naar het nationaal museum, waar we het tweede gebouw (de eerste wordt van binnen geschilderd) binnengaan.

Daar heeft Aisha een minutenlang durend gesprek in het Bambara met de mensen achter de balie, die vervolgens iemand opbellen, waarna we het gebouw worden uitgezet. "Het zal wel", dacht ik. 's Avonds hoor ik via Arnold dat ze om onze kaartjes gevraagd hadden, die we helemaal niet gekocht hadden, waarop Aisha beweerd had dat we die al hadden weggegooid. Daarop hadden ze de mensen van de kaartverkoop gebeld of die lange blanke met die kleine, of eigenlijk normale, negerin bij hun kaartjes gekocht hadden, waarna ze ons vriendelijk verzocht hadden weg te gaan. We besloten later, als het schilderen voorbij was, de binnenkant te gaan bekijken en liepen verder naar de dierentuin, die we voor 7 en een halve cent betraden. Toch is die 16 euro die je in Nederland betaald goed besteed, zowel voor het park zelf als voor de dieren; dit wens je niemand toe.

Nol belt me via de telefoon van Aisha, bang geworden dat ze me al verkocht had, zolang als we wegbleven. Ze verteld daar nog even mee te wachten; na mijn stage zal ik meer opleveren. Na de apen Senegalese melkbiscuitjes te hebben gevoerd (zij vinden ze wel lekker) liepen we via nog meer apen, die hun hand beter niet in het hok van de buren, de hyena's, kunnen steken, naar het luipaard bovenaan, waar we vijf jochies van de Islamschool, te herkennen aan de lege conservenblikken om te bedelen, tegenkomen, die zelfs voor Aisha, die beweert hier zeker maandelijks te komen, nog geheimen blootleggen; een van buiten onuitnodigend uitziend gebouwtje blijkt bewoond te zijn door slangen, varanen leguanen en schildpadden, achter glas, welteverstaan.

Bij het naar buiten gaan kom ik zomaar een blanke meid tegen, die direct de lijst van de dag aanvoert en bewijst dat ik nog niet voldoende geintegreerd ben. Beiden fotograferen we de vele karkassen die direct onder de bezoekers in de droge gracht van het leeuwenhok liggen. Al pratend, het ijs breekt makkelijk met deze temperaturen, lopen we met zijn achten, de jongens gidsen ons drieen, naar het hok van het nijlpaard, die zelf helaas al overleden is. Ik was in het engels begonnen, wat ze ook wel spreekt, maar ze kwam uit Quebec en was juist klaar met vier maanden stage als verpleegkundige. Overmorgen zou ze beginnen met haar paar weken reizen. We liepen gedrieen terug naar het nationaal museum, waar muziek gespeeld werd. Sophie moest helaas al gauw weg om boodschappen te doen, maar voor de tijd die ons nog restte, een dag, had ik haar telefoonnummer. Helaas heb ik er zelf nog geen.

Na een goed uurtje bij de band te hebben gekeken, lopen we via het voetbalstadion, waar op de tegenoverliggende rots vele mensen zitten, om de aan de gang zijnde wedstrijd gratis te kunnen volgen, naar het busstation. Daar nemen we een witte auto, die naar een vaste plaats rijdt, maar de mensen ook ongeveer thuis afzet. Omdat mijn 5000 te groot is schiet Aisha de 700 voor. Zo beland ik bij haar thuis, waar een "bon appetit" me al verplicht om mee te komen eten met de mensen die buiten voor haar kamer bijgelicht door een zaklantaarn om beurten met de rechterhand rijst met pindasaus uit de grote schaal pakken en in hun mond brengen. Ik heb het idee dat mijn hand daar te groot voor is. Daarom hap ik het maar van mijn hand af. Ik krijg het voor elkaar de stoel, waar de jongste jongen, van mijn leeftijd, vanuit opstaat, te weigeren, waarop Aisha een ander voor me regelt. Je ontkomt hier niet aan een voorkeursbehandeling. Met moeite krijgt ze het wisselgeld bij elkaar, waarna ze me weer naar huis brengt, waar ik anders niet zo snel zou zijn aangekomen in dit pikkedonker, en we de dag met zijn vieren afsluiten. Voor het slapen rijg ik nog even de grote gaten in de klamboe dicht, maar doordat deze niet geimpregneerd is (met anti-mug behandeld), prikken ze me toch waar ik tegen het net aanlig.

Om 6 uur, niet mijn favoriete tijdstip, sta ik op. We eten stokbrood met een lekker omeletje, waarna ik met Det en Nol naar hun werk ga, dat alles te maken heeft met de bouw van kleine stuwdammen, waardoor agrariers, dat is bijna iedereen hier, het hele jaar door water voor hun werk hebben. Dit valt onder het Duitse ontwikkelingswerk. Onder de mangoboom, waar we bij iedere windvlaag door de vruchten bekogeld worden, houden ze een vergadering. Een collega en kleine jochies uit de buurt geven mij een aanzienlijk deel van hun mango's; ze zijn goed opgevoed. Via het kantoor rijden we naar onze lunch. Dit zijn de duifjes die Bernadette die ochtend geslacht heeft met gefrituurde aardappelschijfjes, klaargemaakt door Aisha. De rest van de middag zullen Det en Nol achter het bureau doorbrengen. Ik krijg vrij en bel Sophie.

Ze was juist van plan om te gaan zwemmen, alleen, en ik mag haar best komen vergezellen. Ze gaat naar hotel Grand en zal daar binnen een half uurtje zijn. Dat ga ik niet halen. Na twintig minuten kom ik bij het busstation aan, waar ik als eerste in zo'n witte auto ga zitten. Na drie kwartier, waarin twee bedelaars en een derde die deed alsof langskwamen, waren ook de andere plaatsen meer dan gevuld en gingen we op weg. Bij het stadion stap ik uit. Deze is echter nieuw en staat nog niet op de kaart, waar wel een andere op staat, die ik ermee verwar. Daardoor loop ik nog drie kwartier om, totdat ik bij het hotel Grand aankom, twee uur na haar. Ik loop naar de bewaker en laat me naar het zwembad wijzen. Bij aankomst vraagt een jongen die er met twee meiden inzit wat ik daar doe. Ik negeer hem, loop een rondje en constateer dat er geen blanke is. Op de terugweg komt de jongen aan mijn kant uit het water. "Wat doe je hier?" "Ik zoek een tubab in het zwembad" "Hier is geen blanke, maar misschien in het andere zwembad, die is voor hotelgasten. Is ze een gast?" "Nee, euh, misschien wel", verbeter ik mijn antwoord. Ik kan altijd even gaan kijken. Ik meld ook de bewaker dat ik een blanke in het zwembad zoek, die wellicht in het andere zwembad ligt, en hij verwijst me door naar de receptie.

Het gaat makkelijker dan gedacht. Zonder vragen wijst de receptionist me de weg naar het zwembad (verderop deze gang rechtsaf) waar ik de buitenlucht weer instap en juist de enige aanwezige van haar stoel naar het zwembad zie lopen. "Hey", zeg ik. "Ik ga bijna weg", zegt ze. "Mijn vriendin komt terug uit Koulikoro. Ik zal haar op het busstation ontmoeten om samen buskaartjes voor Mopti (600 kilometer verderop) te kopen." "Das jammer", zeg ik. "Is het nog de moeite om te gaan zwemmen? Zal ik meegaan naar het station?" Het was nog wel de moeite. Ze kreeg juist een sms-je binnen die haar vertelde dat de vriendin zelf al kaartjes had gekocht, dus we bleven nog zo'n twee uur in het bad dobberen, waarbij zij voortdurend schriftelijke gesprekken met haar vriendinnen had om alles voor hun vertrek van morgen te regelen. Toch was er voldoende gelegenheid om te weten te komen dat ze erg goed aan het profiel voldoet. Maarja, de dagen waren al om en Canada is te ver fietsen. "Mag ik langskomen, als ik in Quebec ben?" "Ga je daar naartoe dan?" "Natuurlijk. Misschien al binnen tien jaar... Meld het ook als je in Nederland, Duitsland of Frankrijk bent..." Ze was gewoon het hotel binnengelopen en in het eerste zwembad dat ze tegenkwam gesprongen. Maargoed, het personeel weet natuurlijk ook niet precies wie er in het hotel verblijven. "Ik hoop dat we ook zo gemakkelijk naar buiten komen", zei ik. "Ik zit in kamer drie-nul-zes", grapte ze. Zonder problemen liepen we weer naar buiten, terwijl ik de het buffet voorbereidende obers met een gouden glimlach groette. Bij het kruispunt namen we afscheid, waarna ik naar haar, ze stond nog op het juiste oversteekmoment te wachten, terugkeerde. Het zou toch stom zijn zonder foto te vertrekken... Bij het busstation eet ik mijn eerste echte bananen.

De volgende morgen ontbijten we taaitjes en gaan we met z'n drieen vroeg op hobbelweg naar Faladie, waar ik mijn eerste stage zal lopen. Door het geringe ontbijt en het gebrek aan wegdek word ik wagenziek, maar ik hou alles binnen.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Prachtig geschreven weer Chiel. Fijn om weer wat van je te lezen.. Die dingen zijn me zo herkenbaar. Ik ben erg benieuwd naar je verdere verhalen. En doe Arnold en Det de groetjes :)

Liefs, Mandy

Anoniem zei

very cool!!!!!u r having a great life already and u r gonna be a great doctor!i m looking forward for u to get ur specialization! too bad i can t speak dutch and i didn t understand what u wrote.
good luck and take care on the journey!!!!!!!!
dodo