26 mei 2009

Een vleugje maffia


Om 3 uur sta ik op en loop ik naar de bushalte, van waar ik tussen het uitstervende nachtleven van bruisend Wenen naar zo dicht mogelijk bij de oprit van de A4 word gereden. Een goede liftplek, dacht ik op google maps te hebben gezien, maar niets bleek minder waar. Alle auto's die in de eerste anderhalf uur langskwamen sloegen direct af naar het vuildepot dat daar ook bleek te zitten. Vanaf zes kwamen al diezelfde mensen daar weer uitgereden, tientallen vuilniswagens besturend. Pas na drie uur nam een Turkse man me mee naar het eerste benzinestation, waar ik nog eens anderhalf uur wachtte tot een Hongaarse vrachtwagenchauffeur zijn verplichte pauze genomen had en me meenam naar een benzinestation aan de ring van zijn hoofdstad.
Daar liep ik naar het einde van de rustplaats, waar alle auto's langskomen om de snelweg weer op te gaan, waar juist een vrachtwagenchauffeur dromerig zijn laatste slokje koffie naar binnen liet glijden. Hij nam me mee naar vlak voor Kecskemet, waar de man, die de ontwikkeling van het elektrisch openbaar vervoer van Szeged managet, me oppikte. Hij had juist die week daarvoor 220 miljoen toegewezen gekregen, om daarmee een nieuwe tramlijn aan te leggen en nieuwe trolleybussen te kopen. Hij reed zijn stad even voorbij om me bij de grens met Servie achter te laten, waar ik drie uur later door een servisch stel in een gepimpte auto tot afslag Subotica word gereden; een slechte locatie. Dat is het juiste moment om een zak chocoladekoekjes weg te eten. Het werkt; na een half uur houden twee engelen in een oude auto halt en stappen uit om me te wenken.
"Are you okay?", vraagt de 28-jarige vrouw met donkere krullen.
"Do I look okay?", vraag ik.
"Ik bedoel", verklaart ze: "je bent geen gestoorde seriemoordenaar ofzo?"
"Ik niet, en jij?"
"Ik ook niet."
"Mooi! Waar ga je naartoe?"

Ze zijn onderweg naar een vriendin in het ziekenhuis en brengen me, om de tol te ontwijken, via een afgeragde landweg naar Novi Sad, al rijdt ze alsof ze op de snelweg is gebleven. Ondertussen drukken ze me op het hart om nooit bij Turkse vrachtwagenchauffeurs in te stappen. "Die hebben homoseksuele neigingen", vertelt ze me de reden. Dat is vervelend; ik moet nog heel Turkije door. Na een uurtje zetten ze me op een viaduct over de tolweg af, daar waar druk aan een nieuwe oprit gebouwd wordt.
"Daar is de weg. Belgrado is die kant op", zeggen ze.
"En waar kan ik staan liften?"
"Daar, langs de weg", wijst ze naar de snelweg terwijl de auto's onder ons door razen. "Succes!"
Langs de snelweg?, denk ik bij mezelf. Lijkt me niet zo'n goed idee.

Na een half uur naar mogelijkheden gezocht te hebben loop en lift ik naar het centrum, waar ik de weg naar de oprit afloop tot een benzinestation. Daar sta ik anderhalf uur, tot het aardig begint te schemeren en ik besluit een mooie plaats te gaan zoeken om mijn tent op te zetten. Deze vind ik gauw, tussen een grote olieraffinaderij en een breed kanaal in. Daar ligt een strook gras met voldoende bomen om mijn tent uit het zicht op te kunnen zetten, al zal daar 's nachts toch niemand komen.


Ik slaap acht uren en sta om half zeven weer bij het benzinestation te liften. Tot negen uur stoppen twee mensen voor me, waarvan een me aanraadt om toch langs de snelweg te gaan staan.
"Is dat niet illegaal dan?", vraag ik hem, waarop hij, zijn gaspedaal intrappend antwoord:
"Hey! This is Serbia man! The police doesn't care!"
Dan neemt een jongen, die doordeweeks taxichauffeur is, maar nu gelukkig even niet, me mee naar Belgrado. Het centrum van een miljoenenstad, slechter kan niet. In twee uur loop ik naar verschillende opritten, maar de een is nog gevaarlijker dan de andere. Het is dan ook veel te druk, en bovendien gaat nauwelijks iemand vanuit het centrum tot buiten Belgrado. Een sms van mijn zus vertelt me dat zij al in Sofia, de hoofdstad van Bulgarije, is aangekomen. Ik had haar op het vliegveld willen opwachten, maar zit nu nog ruim vierhonderd kilometer en een Europese Unie-grens ver weg. Ik besluit toch maar een stukje met de bus te gaan...
230 kilometer verderop loop ik eerst anderhalf uur van de stad naar het volgende dorp, tot twee kinderen me een lift met hun ezelkar aanbieden. Dat brengt me op het heldere idee om, in plaats van een verdere stad, het volgende dorpje Sicevo op mijn bordje te schrijven. Na vijf seconden stopt een man, waarmee ik direct naar dat dorpje kan. Zijn aandringen om in het hotel waar hij verblijft bier te gaan drinken weet ik te weerstaan, en dat is maar goed ook, want een half uurtje later, nadat enkele turkse vrachtwagenchauffers me hebben laten staan, stopt een dikke blauw glimmende bulgaarse mercedes met geblindeerde ramen. Een in overvloed gevoede man stapt al uit om mij mijn tas achterin te laten gooien, wat ik dan ook doe, om de schemer te ontvluchten.


Ze zijn vriendelijk. De twee mannen zitten voorin en praten om beurten tegen me, in het engels, waarbij de bestuurder me geregeld via de achteruitkijkspiegel aankijkt en ze me met 'darling' aanspreken. Ze waarderen mijn project, en de manier waarop ik reis. Zelf komen ze van een zakelijk bezoekje aan Belgrado en gaan nu terug naar Sofia, wat betekent dat ik daar ook nog diezelfde avond aan zal komen. Bij de grens ontmoeten ze een vriend. Een van de beambten begroet hen en heeft een gesprek met ze, in het bulgaars, maar de term Kalashnikov herken ik. Ze zetten me netjes voor de deur van Tisho en Yana af. Daar is Ciska al goed ontvangen. Met zijn vieren genieten we van het chocolade-assortiment van Milka, dat ik verrijk met Weens brood met Hollandse hagelslag, die zich door mijn hele tas verspreid heeft.


De volgende dag halen Ciska en ik Eric van het vliegveld, een Parijzenaar die ik vorig jaar in Griekenland tegenkwam, en nu drie weken met mij meereist. Als paasontbijt, al is dat in dit deel van Europa een weekje later, eten we in een restaurant overheerlijk met ijs belegde en met caramel overgoten wafels en pannenkoeken. Daarna vinden we in het centrum bij het paleis van cultuur, voor wat dat waard is, een groot stuk pizza, waarna we weer naar huis gaan om door Eric gemaakte cocktails te drinken en verschillende van zijn showelementen te bekijken.

De volgende dagen bekijken we het oude dorpje Koprivshtsjitsa, logeren we in een typisch communistisch appartementje in Plovdiv, bezoeken we het fort van de voormalig hoofdstad Groot-Tarnovo, beleven we even het leven van een duitse vrijwilligster, waarbij we in een kinderballetvoorstelling in Gorna Orjagovitsa belanden, en genieten we van de gastvrijheid van een familie in Gabrovo, voorzien van door vader gevangen verse vis. Deze laten ons de hele omgeving zien, wat we beeindigen met een vuurshow in het centrum van zowel Eric als Ciska. Het werd spannend toen mijn zus haar vliegtuig moest halen, waar we, mede dankzij het verwarrende en slecht afleesbare bus en tramsysteem, wat laat voor waren, maar met een taxi was dit toch nog te redden.


Vervolgens vinden Eric en ik onze weg naar Volen en Jassan. Daar zet hun moeder ons smakelijke moussaka voor en vertelt Jassan ons over de bomaanslag, gepleegd op hun buurman. De maffia is duidelijk aanwezig in Bulgarije. Hoe ronder het nummer op de vele topklasse auto's, hoe hoger de functie van de inzittende, vermoed ik. Al zie je die vaak niet, door de vele geblindeerde ruiten.
Het was een erg gezellige week.

Ps. Na deze fotoshoot rekende de echte eigenaar van dit winkelwagentje, die even afwezig was, de inhoud netjes af...

Geen opmerkingen: