21 mei 2009

De eerste duizend


Om 10 voor 6 was ik op station Leiden centraal. 6.05 vertrok mijn trein naar Venlo, waarin ik onderweg nog bonnetjes aan het analyseren was om te achterhalen welke huisgenoot me hoeveel verschuldigd is voor de maaltijden die ik de afgelopen weken, zo niet maanden, geserveerd heb. Pas weken later zou ik tijd vinden dit ook daadwerkelijk op huislijst.nl in te voeren.

Om kwart voor 9 sta ik naast een man met een bestelbus voor het postkantoor van Venlo te wachten tot ik naar binnen mag. Om drie over negen is mijn OV ingeleverd en begin ik met lopen. Naar het oosten. Ver. Hoe ik er kom, geen idee; of ik er kom is zelfs maar de vraag, zoveel onzekerheden zijn er bij deze voorspellingen te betrekken, maar het begin is er; de stationsweg ben ik al uit.

Na een half uur, juist achter de rotonde, houd ik halt. Een kwartier lang steek ik mijn ene arm uit naar iedere auto die langskomt, terwijl de andere een met rode stift beschreven bordje vasthoudt tot plots, eigenlijk onverwacht, een man in een witte bestelbus me een vluchtig oogcontact gunt en vol op de rem trapt. Ik ren in vijf stappen naar de bijrijdersdeur welke ik na een goedkeurende knik van zijn kant open.
"Wohin gehst du?", vraagt de grijzende man.
"Nach Koblenz", begin ik:"of eigenlijk: naar Wenen"
"Nach Wien!", antwoord de man. "Du kannst bis Ulm mitfahren"
"Geweldig!", antwoord ik, me afvragend waar Ulm dan wel mag zijn, maar ik ren al naar mijn backpack en rugtas, die ik als schoudertas gebruik, en breng deze naar de auto. De backpack stoppen we in de lege gekoelde laadruimte en we stappen in. Ulm, zo blijkt, is halverwege Wenen... 600 kilometer met de eerste lift; een goed begin is het halve werk, letterlijk.

Ik vertelde hem, nadat we na 300 kilometer, waarin ik geregeld wegdommelde, lauwe koffie uit zijn thermoskan hebben gedronken, dat ik maar twee uur geslapen heb. Hij was jaloers, vertelde hij; hij had nog niet geslapen, en ik mocht hem wakkerhouden...

Op een benzinestation vlak voor Ulm pikt Michael me al gauw op. Het is vandaag zijn verjaardag en hij komt net van zijn stage bij Bosch vandaan, waar hij de kwaliteit van de produkten in de gaten houdt. Onderweg naar Augsburg belt hij in het Bayerisch zijn vriend en collega op, die een half uur eerder vertrokken was, of die me niet mee kon nemen naar zijn woonplaats, aan de Oostenrijkse grens. Hij had geen zin om te wachten, helaas, al was het ook niet de beste route naar Wenen.

Bij het volgende benzinestation stopt een rokende gestresste jongen in een Polo, die zich bezighoudt met technomuziek. Op de raststatte waar hij me dropt koop ik een hamburger voor hem.

Na een uur staan stopt een 28-jarige man, strak in pak, met een Volkswagen Passat. Een manager, maar wel een die zelf ook blijkt te liften en met de padvinders, waar hij zaterdags leider van is, bergen bewandelt. Wanneer we zijn geboortestreek binnenrijden, die hij belooft nooit te verlaten, wijst hij me op een wegstation aan de rand van een meer. "Dat is de eerste raststatte van Duitsland", zegt hij. "Gebouwd door eh..., Hitler"

Hij laat me vijftien kilometer voor de grens met Oostenrijk achter. Het wordt al donker. Tussen de auto's door kijk ik al een beetje om me heen waar ik eventueel mijn tentje neer kan zetten, maar daar is daar weinig plaats voor. Gelukkig is het niet nodig: een Belgische familie, op weg naar een skivakantie in Klagenfurt, brengt me naar de grens, terwijl ik, onwetend als ik ben, vraag of er in april dan nog steeds sneeuw ligt in de Alpen. Weer wat geleerd...

Daar sta ik anderhalf uur in het donker. Het wordt elf uur, niet mijn favoriete tijdstip om te liften, tot de verlossende auto voor me stopt. Vijf Duitse jongeren, waarvan er vier van het bier genieten, op weg naar Hongarije, om een fietssport te beoefenen.
"Ik moet naar Neusiedl am See. Dat ligt veertig kilometer voorbij Wenen aan de weg naar Budapest", vertel ik.
Om half twee kom ik aan.

Thomas stond juist op het punt om Bergwerk, de favoriete lokale kroeg, te verlaten. Hij pikt me op bij het stoplicht in het centrum, waar ik in een half uur naartoe loop, en brengt ons naar huis.
Na een ontbijtje voor het slapen gaan meldt hij: "jij slaapt in mijn zus haar bed, zij slaapt in mijn bed en ik slaap op de bank"
"Oke..., waarom dat? Slapen jullie niet liever in je eigen bed?"
"Welnee, maakt niets uit"
"Oke, prima"

De volgende ochtend word ik dus wakker in Sylvia haar bed, die ik, terwijl haar moeder soep voor me opdient, gezeten naast haar vader ontmoet. Met zijn vijven eten we, ter ere van Thomas' verjaardag, spaghetti met zalm, wat zijn favoriete gerecht is, aangevuld met chocoladecake.

Na wat werk op het internet vertrekken Thomas, Sylvia en ik voor een fietstocht door de aan het grote meer gelegen heuvels. Onderweg stoppen we bij een bron, waar een groep Turken een feest aan het vieren is, waarbij de mannen bier en dergelijke zitten te drinken terwijl de vrouwen turkse pizza's aan het voorbereiden zijn, wat mij doet verlangen naar de dagen in Turkije, die me in het vooruitzicht staan.
"Ik hou van Lahmacun", vertel ik Thomas.
"Dan heb je mazzel! Ze hebben het in Armenie ook."
Thomas heeft al aardig wat gereisd. Altijd alleen, zoals zijn moeder verwijtend bij het ontbijt had opgemerkt.
"Ik was nooit zo'n sociaal persoon", verklaarde hij toen:"maar dat probeer ik nu te veranderen." Dat lukt hem aardig.

Behalve Armenie heeft hij ook door Kyrgizie, Jemen en Ethiopie getrokken. Hij is 21 jaar oud.
"Dit heeft me veranderd. Ik hou van het Midden Oosten. Ik ben me gaan interesseren voor de Islamitische wereld", verteld hij zacht wanneer Sylvia naar het houten toilet loopt. "Ik heb me bekeerd tot de Islam", vervolgt hij. "Mijn ouders weten het nog niet. Sylvia wil ik het hier nu vertellen."
Ik, die hem nog geen twaalf uur ken, hoor het eerder dan zijn naaste familie... "Vanmorgen, toen jij nog lag te slapen", gaat hij verder:"spraken we over de verschillende religies met mijn ouders. Mijn moeder zei dat ze de Islam het minst prettige geloof vindt. Ik was juist van plan geweest ze vandaag, op mijn verjaardag, te vertellen dat ik me bekeerd heb..."
"Waardoor heb je je bekeerd?"
"Er was een teken, ik heb een visioen gehad. Het is niet te beschrijven, maar ongelovelijk krachtig. Plotseling weet je het..., en dan bekeer je je."
"Wanneer heb je je bekeerd?"
"Nu een maand geleden, tijdens een ceremonie met mijn vriend en leermeester, die me helpt de koran te begrijpen."
"Bid je vijf keer per dag?"
"Ja"
"En je ouders weten van niets?"
"Mijn ouders weten van niets", sterven zijn twijfels weg, terwijl Sylvia, na het meertje, die door de bron gevoed wordt, als biologe aandachtig geanalyseerd te hebben, terugkomt.

"Wil iemand een broodje hagelslag?", vraag ik hen, aangezien ik toch alweer een beetje trek heb gekregen.
"Lecker", antwoorden ze benieuwd naar wat dat is. En het was tijdens die eerste broodjes hagelslag die ik aan Thomas en Sylvia uitdeelde dat ik getuige was van hoe hij zijn zus, nog altijd atheist, vertelt dat hij Mohamedaan is.
"Ik zal je beschermen als vader op je afstormt wanneer je het hun vertelt", grapt ze even later, zo luchtig als ze dit nieuws ontvangen heeft. "En hoe zit dat met alcohol? Drink je niet meer?"
"Jawel", zegt Thomas. "Ik volg de regels pas op als ik begrijp waar ze voor dienen, en daar helpt mijn leermeester me bij. Mijn grootste twijfel is de vrouwenkwestie. Ik weet nog niet wat ik daarvan moet denken..."

Na nog een uurtje door de heuvelachtige bossen gefietst te hebben eten we in een haring, waarna we een concert bezoeken.

Zondagmiddag lunchen we met de hele familie in een gasthuis, terwijl Thomas een half uur lang een kaart tekent om ervoor te zorgen dat ik hun appartement in hartje Wenen kan vinden, waar hij vanwege zijn werk al eerder heen gaat. Zelf ga ik, als de schnitzel op is, met Sylvia een rondje langs het meer en door de wijnvelden fietsen. Het meer ligt op de grens met Hongarije, waardoor het vroeger een veelgebruikte plaats was om het IJzeren gordijn over te steken.

Na het avondbrood neem ik de trein naar Wenen, waar blijkt dat de kaart van Thomas erg van pas komt. Eenmaal aangekomen is het tijd om aan slapen te gaan denken, wat ik met Arabische muziek op de achtergrond doe.

De volgende twee dagen heb ik een aantal afspraken in het grote ziekenhuis van Wenen, waarbij ik met name geholpen word door de bibliothecaris, die twee uur zijn computer beschikbaar te stelt en zelfs bij me komt staan om me met Word-problemen te helpen. Goede service!

Tussendoor bezoek ik nog twee medische bezienswaardigheden, die een emailcontact me had aangeraden, en het oude ziekenhuis, dat nu door geneeskundestudenten gebruikt wordt. Daar zie ik Saskia, een Weense geneeskundestudent, waar ik twee jaar eerder in de Donau-delta in Roemenie een taxi mee gedeeld heb. De wereld wordt steeds kleiner.

1 opmerking:

Joost Janson zei

Mooi Chiel, je zit natuurlijk al vééééééél verder, maar het blijft leuk om je verhalen te lezen. Ik verbaas me er elke keer weer over wat je doet en wie je tegenkomt! Hopelijk blijft het zo voorspoedig gaan!

Succes en veel plezier nog!

JJ