20 augustus 2008

Onder de grijze hemel

Maandag regende het toen ik in de sotrama naar de hoofdstad zat. Op Rayda stapte ik door het riool van Bamako, dat door de slechte afwatering tijdens regen nog meer op straat ligt dan normaal, naar mijn volgende bus. Deze was niet vol te krijgen. De Malinees blijft binnen als het regent. Het is ook heel begrijpelijk als je te laat komt. Immers, doordat het regent is het koeler en wanneer het koel is word je niet gewekt door de warmte en blijf je automatisch langer slapen, toch? De vrouw die langer is dan ik, waarvan ik vermoed dat ze blank bloed heeft, rent de sotrama uit en de regen in om een taxi aan te houden. De man tegenover mij vraagt me drie keer aan zijn kant te komen zitten, omdat de regen door de kieren rondom de ramen mijn bank bevloeid, waardoor ik nat word. Verschrikkelijk. Om acht uur vertrekken we toch. We komen niet ver; op de brug, de enige waarover we nu mogen rijden, staat alles vast, waardoor we ver van tevoren al stilstaan. Er zijn twee bruggen over de Niger: een nieuwe, die Libie cadeau gedaan heeft, en een oude, die in de ochtendspits alleen voor naar het centrum rijdend verkeer is en in de avondspits alleen voor uitrijdend verkeer. Met veel moeite en door de parkeerstrook als extra baan te gebruiken (ik ben blij dat de chauffeur goed inschatte hoeveel opzij het open riool begon, aangezien dit door de kolkende rivier die over de weg en het riool heen stroomde niet meer zichtbaar was) kwamen we toch de brug op, waar we over het fiets/motorpad (de motors waren naar de voetgangersstrook verbannen) naar de overkant scheurden.

Een half uur te laat kwam ik bij de spreekkamer aan, waar toch al aardig wat patienten op de bank zaten te wachten. De deur zat nog op slot; ik was de eerste... De regen is ondertussen in miezer overgegaan, dus de dokter zal nu wel gauw komen.

Onder het grote afdak zaten, naast veel patienten en enkele zusters, drie blanke meiden op een bankje. Met een stille groet loop ik langs hen naar de spreekkamer van een andere dokter, waar ik het consultenboek zal fotograferen, om gegevens voor mijn onderzoek te verzamelen. Dit doe ik terwijl naast mij een patiente met ontbloot bovenlijf onderzocht wordt, die het helemaal niet erg vind dat ik met een camera sta te zwaaien.

Hierna bezoek ik de personeelschef, die in feite regelt op welke afdeling ik stage loop, om hem te vragen of ik nog wat langer bij dokter Sow kan blijven, aangezien het bij hem erg interessant is. Ik mag langskomen als ik ergens anders naartoe wil. Aansluitend zit ik nog een tijdje bij mijn Malinese collega's, waarna ik toch maar die drie blanke meiden opzoek. Het zijn fransen uit Lyon, zijn twee dagen geleden aangekomen en ze blijven vijf weken. Een van hen wil tropenzuster worden. Zo vullen we onze tijd (zij zaten op een andere dokter te wachten) totdat de mijne langskomt en we samen visite gaan lopen. Zijn auto was stuk, vertelt hij als we na de visite allebei een sandwich met rood vlees eten. Deze moest hij eerst naar de garage brengen. Daardoor was hij twee uur te laat. "Wat doe je 's middags, na tweeen als je vrij bent?", vraag ik, wetende dat hij hier van acht tot twee werkt. "Dan ga ik naar mijn andere baan", antwoord hij. "Een privekliniek, tot acht uur 's avonds. Die betaald beter, maar er is niet altijd werk" Normaal gesproken werkt dokter Sow twaalf uur per dag. Gelukkig heeft hij woensdag een ochtendje vrij... "En je vrouw?" "Die heeft ook twee banen. Ze is directrice van een taxibedrijf en werkt op een kantoor." "Waarom hebben jullie allebei twee banen?" "Anders kunnen we ons huis niet betalen" "Gaan je kinderen naar school?" Dat gelukkig wel. Vandaar dat deze dokter er naar uitkijkt om met vier of vijf koeien buiten de stad te wonen.

Na deze maaltijd gaan we om half twaalf naar de spreekkamer, waar wonder boven wonder geen patienten meer zitten. "Ik had Sali gevraagd de patienten naar huis te sturen", denk ik te begrijpen. "Ik ben moe vandaag, ik ga tot twee uur uitrusten" "Dus ik ga naar huis?", vraag ik. Ik ging naar huis.

[Op de foto een benzinestation voor motorvoertuigen]

De volgende dag regende het weer. Ik besloot ook wat later te gaan en bleef bij Det en Nol koffiedrinken. Om half negen was ik er. Daar wachtte ik een uurtje tot we op tournee gingen, om medische posten in de buurt te inspecteren. Hiervoor waren de twee dokters, de broeder en mevrouw Traore tien dagen ingeroosterd, maar ze waren overeen gekomen dat ze het in vier dagen ook wel zouden redden. Eerlijk gezegd hadden twee mensen het met een beetje moeite in een dag ook gekund, als ze van acht tot vier op pad zouden gaan, maar haast is hier nooit de bedoeling. Sali bleef in de spreekkamer achter om de patienten naar huis te zenden. Ze waren maandag weer welkom. In de drie posten van vandaag keken de dokters of voorlichtingsposters over polio en gele koorts zichtbaar waren opgehangen en of de vaccinatiekoelkast goed werkte en de temperatuur bijgehouden werd.

Woensdag, toen dokter Sow vrij was, vroeg ik de personeelschef of ik operaties mocht bekijken. Om kwart over acht hadden de doktoren een vergadering, waarop ik onder het grote afdak tussen de patienten ging zitten wachten. Na een uurtje kwamen de drie fransen aan, waarmee ik meeliep naar de personeelschef. Omdat een formulier nog niet geregeld was hadden ze nog niet met hun stage kunnen beginnen, maar dit stond vandaag te gebeuren. De chef leidde mij naar de verzameling chirurgen toe die na de vergadering in de kantine waren gaan zitten overleggen. Deze lieten een arts in opleiding met mij meelopen, die mij aan een groen pakje hielp en me de operatieafdeling liet zien. Later op de dag zou er een operatie zijn. Eerst bracht hij me naar een stagiair waarmee ik visite liep bij bevallen vrouwen. Hierna sloten we aan bij de gynaecologie-visite (vrouwenziekten), wat erg saai was. We stonden met tot 29 witte jassen op een kamer, ik verstond niets van wat vooraan gezegd werd en het duurde vier uur. Het gaf me wel een indruk van hoeveel problemen er op het gebied van vrouwenziekten en bevallingen zijn, aangezien deze twee afdelingen beiden groter waren dan de 'normale' volwassenen en kinderafdeling bij elkaar. Tussendoor liep ik even naar de operatieafdeling om te vragen of er nog een operatie aan zat te komen. Daar vertelde een jongen me dat ze juist een patient aan het sluiten waren, maar we liepen er toch even naartoe. Vanuit het gangetje, waar de chirurg en zijn assistenten altijd hun schoeisel wisselen, zwaaide ik door de twintig centimeter grote kier van de laatste deur naar de chirurg, die zonder mondkapje op naast de op de behandeltafel liggende patient terugzwaaide. Op de terugweg zag ik bij de deur om die afdeling op te komen een bebloede bak met gebruikt materiaal op de grond staan. Ik heb toch nog een aardige indruk gekregen...

Donderdag bezochten we weer drie medische posten en regelde ik dat ik zaterdag bij een Amerikaan in Segou kon overnachten.

Vrijdagochtend voelde ik me ziek. Toen de hoofdpijn en de diarree werden aangevuld met overgeven besloot ik thuis te blijven. Nadat Arnold en Bernadette vertrokken waren dook ik mijn bed nog een paar uurtjes in, maar daar werd ik een aantal keer door de kokkin gewekt, die geld nodig had. Ondertussen was ik blij dat ik thuisgebleven was; de koorts was tot 39 graden opgelopen en ik had de mango van mijn ontbijt en de citroenthee van Aisha er alweer uitgeworpen. Bij de lunch, waarvoor Aisha gevulde vette broodjes met vissaus had gemaakt, zette Bernadette me aan een liter zoute soep, met de verplichting dat ik deze die dag op moest krijgen. Dat is gelukt. 's Avonds voelde ik me alweer een stuk beter, maar toch stuur ik Yuri de Amerikaan dat ik dit weekend in Kati blijf, maar misschien volgende week naar Segou zal komen.

Zaterdag en zondag werk ik aan mijn onderzoek.

Maandag kijk ik mee op de oogafdeling, die uit twee kamers bestaat. De patienten krijgen in de eerste kamer hun dossier uitgereikt, waarmee ze de tweede kamer betreden. Daar kijkt de arts met een kijker, die hetzelfde is als de kijkers die ik in Leiden heb gezien, in de ogen om afwijkingen op te sporen. Een arts in opleiding legde me alles uit, van meettechnieken tot voorkomende diagnosen met hun behandeling. Tussendoor haalden we een hechting uit het ooglid van een klein jochie. Bij gebrek aan behandelkamer deden we dit op een vrijgekomen stoel in de wachtkamer, die het tegenspartelende kind (daar zag ik mijn werk) tien minuten lang bij elkaar schreeuwde. Toen de assistent even later het gebruikte gereedschap met water en afwasmiddel afspoelde, was ik even bang dat het hiermee schoon verklaard was. Dit viel gelukkig mee; na het met betadine (jodium) ontsmet te hebben dompelen ze het tot een volgend gebruik onder in formaldehyde. Daar worden de lichamen waar ik in Nederland wel eens in snij ook mee dood gehouden. De dag werd afgesloten met een tweede behandeling. Een oudere man werd, wederom in de wachtkamer, op het leeggeruimde metalen bureau gelegd, waarvandaan eerder de dossiers uitgezocht werden. Daar kreeg hij een verdoving in zijn oog gespoten, waarna ze met het echte werk begonnen. Met een mesje en behoorlijke kracht schraapten ze een blindmakende laag weefsel van het oog af. Ik ben blij dat de verdoving werkte. Na tien minuten mocht hij weer rechtop gaan zitten en werd het bloed van zijn achterhoofd en het bureau geveegd, waarna hij met zijn vrouw vertrok. Het was al bijna twaalf uur; een mooie tijd om naar huis te gaan.

De volgende dag laat ik me door de personeels-chef bij de kinderdokter brengen. Een man met een grijze baard komt met een vrouw en twee kleine kinderen op het spreekuur. Hij vertelt dat hij al veertig jaar in Frankrijk woont en negentien kinderen heeft. Een vrouw met zeventien kinderen in Parijs en deze meid van een-en-twintig met twee kinderen hier.

"Maar ik ben nog lang niet klaar!", roept hij. "Ik ben juist op zoek naar een derde vrouw... Ik ben zelf enigskind, dus het is mijn taak de familie voort te zetten"

"Dat is het belangrijkste in het leven", vindt ook de dokter, maar zodra hij de kamer verlaten heeft blijken de Malinezen dit toch ook wat overdreven te vinden.

Als de patienten op zijn, ga ik met de dokter mee naar de medische universiteit. Daar zal om 12 uur een oud-stagiaire van hem zijn promotie-onderzoek moeten verdedigen. Om vijf voor twaalf stappen we als eerste de zaal binnen. Om vijf over twaalf zet de promovendus een doos op tafel en kleedt met twee anderen de tafel aan met tafellakens en nepbloemen, waarna ook de laptop wordt neergezet en op de beemer aangesloten. Langzaam druppelt het lokaal vol met mensen, totdat om half een ook de jury, in mooie groene pakken en met van die rare hoeden op, binnenstapt. Als iedereen al opgesprongen is en in de houding staat besluit ik dat ook maar te doen. Maar ach, ik val toch wel op, als enige blanke. Nadat toestemming is gegeven en iedereen weer zit mag de aankomend dokter beginnen. Dat doet hij dan ook direct, terwijl een hulp zijn laptop aanzet en na vijf minuten, vanaf de tiende slide van de presentatie, de spreker ondersteunt. Het ging over bloedtransfusie, maar ik volgde er maar weinig van.

Donderdag is het marktdag in Faladie. Daardoor gaat er meer openbaar vervoer die kant op, wat een mooie gelegenheid is om nog wat meer gegevens voor mijn onderzoek te halen. Ik had een maand uit het grote consultenboek gefotografeerd. Om de resultaten iets betrouwbaarder te maken wil ik er graag nog twee maanden bij nemen; ook omdat ik in Bamako ook gegevens van drie maanden heb gebruikt. Het zou mooi zijn als ik op beide plaatsen dezelfde periode gebruik, ookal is een ziekte als malaria erg plaatsgebonden.

Om acht uur ging ik op zoek naar een busje. De eerste bracht me naar een politiepost even buiten Kati. Daar stond een openbare taxi voor me klaar. Na een uurtje was deze vol, zowel binnenin als bovenop de auto, waar altijd minstens een persoon zit om de bagage in de gaten te houden. Ondertussen had ik alweer twee vrienden, die werkelijk vriendelijk waren. Het werd een gezellige rit. De hobbels leken met deze auto minder erg dan met de luxere bedrijfsauto, waarmee Arnold en Bernadette me de eerste zaterdag gebracht hadden. Na twee uur werd ik in het centrum van het dorp, op het kruispunt voor de moskee, afgezet, waar ik nog even hielp het dak leeg te halen, totdat achter mij mijn naam (Giles) genoemd werd. Anna zat daar met haar voeten op een andere stoel. Nu het vakantie is heeft ze geen werk meer op school en zit ze zich deze zomermaanden maar wat te vervelen. Ze vertelt dat Seydou op school is. Ik kom hem onderweg naar het ziekenhuis tegen. Daar zitten nog enkele patienten voor de spreekkamer te wachten. De deur is natuurlijk op slot. Ik loop naar een andere deur en stap via de injectiekamer de spreekkamer binnen. Martha, waar ik een aantal keer mee heb gegeten, en Nathalie zitten tegenover Soeur Honorine, die, omdat ik achter haar rug om naar binnen kom, nog doorgaat met haar consult, totdat Martha haar op mij wijst. Ze zijn blij me te zien. Soeur Honorine vond het vervelend dat ze in Bamako zat toen ik vertrok en daardoor geen afscheid had kunnen nemen, maar met gods hulp is het toch nog goed gekomen. Ik vertel waarvoor ik gekomen ben en krijg toestemming om de foto's te maken, wat ik na de laatste patient doe. Na de foto's loop ik met vijf stagiaires terug richting Anna.
Charlotte vraagt verontwaardigd:"Jules, waarom wil je geen foto van ons maken?"
Al gauw weet ik het beste antwoord:"Ik wil heel graag een foto van jullie maken, maar ik heb de moed niet het jullie te vragen..." Dat kunnen ze wel waarderen. Ze lachen me toe en gaan bij elkaar staan, waarna ik ze drievoudig (een foto komt bij mij nooit alleen) vereeuwig. Ze vragen me wanneer ik weer zal komen.
"Ik keer niet meer terug. Ik zou al niet meer komen"
We komen bij een oliebollenkraam aan. Een van hen vraagt of ik wat voor hun zal kopen, maar Charlotte zegt dat ik dat niet moet doen en om haar en mijn woorden bij te staan koopt ze er juist een paar voor mij.

Na een theetje bij Anna en Seydou ga ik naar de Amerikaan, die niet thuis is. Hij zal wel op de markt zijn; als je het evenement van de week mist gaan alle dagen wel heel erg op elkaar lijken. Ik kom Martha tegen, waar ik nu juist naar toe wilde gaan. Ze is op weg naar het ziekenhuis, omdat ze tot de nachtdienst komt de wacht heeft, maar vergezelt me nu toch eerst naar haar huis, waar ze nog een maaltijd voor mij klaar heeft staan. Na een uurtje gaan we naar 'mijn' huis, vanwaar zij, na Djallo gegroet te hebben, doorgaat naar haar werk.

Met Djallo zoek ik de dokter nog even op, waarna ik de buurvrouw van Sitan opzoek, die zegt dat ze me mist en me een bakje koffie (gecondenseerde gezoete melk uit blik, nescafe en water) met brood voorzet. Wanneer een ander dezelfde combinatie koopt kom ik er achter dat ik het brood in de melkkoffie hoor te dopen, wat best prima smaakt. Na nog even bij de Amerikaan langsgeweest te zijn loop ik naar de moskee, waar ik met mijn eeuwige geluk nog net in de laatste bus kan stappen, die eigenlijk al vol zat, maar de geldinner maakt altijd graag nog een plaatsje voor je vrij. De taxi zal de volgende ochtend pas weer gaan. Die had ik liever gehad, omdat hij lager en dus stabieler is en er regen in de lucht zit. We vertrekken met 25 mensen en een haan, die ik ervan verdacht op mijn besandaalde voet te hebben gepoept, die ik, doordat de bus echt vol zat, niet kon bekijken. Het bleek psychisch. Tijdens de korte overgang van dag naar nacht, wanneer vanwege de beginnende regen twee mannen vanaf het dak via het gebrek aan raam naar binnen klimmen, maak ik een filmpje. "Voor mijn moeder", verklaar ik aan de vrouwen naast me:"Ze wil graag weten waar ik ben" Als ik daarna nog wat foto's van Nederland, waaronder mijn moeder, laat zien, zijn alle mogelijke problemen die ik veroorzaakte door mijn camera te pakken opgelost.

Als de Canadese langskomt vragen ze of het mijn vrouw is. "Helaas niet", vertel ik. "Is het je vriendin?", vraagt de man aan mijn linkerkant. "Pas encore", antwoord ik maar. Mannen onder elkaar...

Thuis sms ik Yuri de Amerikaan dat ik deze zaterdag graag in Segou bij hem langs zou komen. De Amerikaan uit Faladie kende hem en zijn vriendin en vroeg me de groeten te doen.

Vrijdag voegde ik me weer bij de kinderziekten. Vandaag had de dokter andere dingen te doen, maar een assistent nam het van hem over. De Malinese stagiaires waren klaar en genoten nu vakantie, maar een van de franse kwam erbij. Het werd een interessante laatste dag. Nu we met twee niet Bambara sprekenden waren werd helemaal alles voor ons in het Frans vertaald en aan ons uitgelegd. Deze franse heette Vanessa. Het kwam mooi uit dat we vandaag samen stageliepen. Ik had ze al willen vragen of we na het werk niet samen wat toeristisch konden gaan doen. Dat wat ik had willen doen bleken ze juist van plan te zijn ze zei dat het haar een plezier zou zijn als ik haar en Marine zou vergezellen. De derde franse was verloren. Na twee weken is ze naar Lyon terug gevlogen. Ze durfde de straat niet meer op...

Na het werk aten we met z'n drieen in de kantine, waarna we een lekker toeristische middag hadden en, volgens mijn gids, het beste museum van west-Afrika bekeken, die inderdaad wel erg professioneel was. Het is fijn om met andere blanken te zijn. Op de terugweg boekte ik een bus naar Segou, de volgende grote stad vier uur naar het oosten, waar ik de volgende dag naartoe ging. Bij het eerste loket zou de bus om zeven uur vertrekken, maar om een ticket te kopen moest ik bij luikje vier zijn. Daar bleek de bus om half acht te vertrekken, maar voor het ticket moest ik bij loket twee zijn. Dat trof ik slecht; daar vertrok de bus om half zeven en moest ik om zes uur aanwezig zijn. Waarom verkocht juist deze me het kaartje?

De volgende morgen ging ik om tien voor vijf op weg om de eerste taxi te kunnen nemen. Pas half zes kwam ik daar aan, maar ik had mazzel; ondanks dat we nog maar met vier mensen waren (overdag gaan er minimaal tien in) vertrok de chauffeur en hij reed lekker door, waardoor we na twintig minuten in Bamako aankwamen, terwijl we onderweg nog zoveel mensen hadden opgepikt dat de auto vol zat. Zo was ik om tien voor zes bij mijn bus, waar een grote menigte met koffers bepakt stond te wachten. De chauffeur zette een tafel voor de voorkant van de bus neer en smeerde met bruine lijm de nieuwste lange barsten van het voorruim dicht, waardoor het net van bruine lijnen dat als een spinneweb uitgespreid was, uitgebreid werd. Toch was hij beter dan dat ik in oost-Europa gewend ben, met lekker veel beenruimte en twee geplette croissantjes en een flesje cola.

[Ik zie, ik zie wat jij niet ziet... (op de foto)]

Drie-en-een-half uur later meldt mijn buurvrouw, die vroedvrouw van beroep is, dat ik eruit moet. Ik denk een idee te hebben waar ik ben op de kaart, al blijkt later dat ik nog helemaal niet op de kaart was, en ga aan de wandel. Na een half uurtje zonder succes vraag ik naar het stadion, die duidelijk op mijn kaart staat aangegeven. Maarja, altijd als ik stadions gebruik om de weg te vinden ga ik de mist in. Ze hebben een verwarrende vorm en ze bouwen er telkens meer van. De jongen wijst me een kant op en ik loop een half uurtje richting de lichtmasten die al gauw boven alles uitsteken. Later blijkt dat de chinezen die laatst aan de rand van de stad hadden neergezet; het verkeerde stadion dus. Dan probeer ik een mangoverkoopster te vragen aan welke kant de rivier is, maar zij spreekt geen woord frans. Toch koop ik maar twee mangotjes van haar en bedenk me nu, anderhalve week later, dat ik die nooit heb opgegeten. Ik hoop dat ik ze niet meer terugvind...

Door naar de groenste kant te lopen kom ik toch bij de Niger en daarlangs in het oude centrum. Segou stelt niet zoveel voor, maar is een welkome afwisseling van de drukte van Bamako. Men zegt dat het nog niet zo toeristisch is, maar toch moet ik de 'vrienden', die me graag naar authentieke dorpjes willen gidsen, van me af slaan. Ik praat een half uurtje met ze en beloof ze, na de winkel van een vriend van ze te hebben bekeken, volgestouwd met 'originele' Afrikaanse beelden en kleden, aan hun te denken als ik later toch nog ergens naartoe wil.

Yuri komt me bij een fantaverkoopster ophalen. Samen met zijn vriendin en haar zus, die gister vanuit Amerika is ingevlogen, lunchen we rijst met tomatenprut, waarbij ze met de pepers zijn uitgeschoten. Na mijn spullen bij Yuri afgezet te hebben en zijn uitzicht over de rivier te hebben bewonderd, gaan we naar het huis van zijn vriendin. Ze had mazzel; ze kreeg het huis dat hun organisatie moet hebben om in tijden van nood al hun vrijwilligers te kunnen onderbrengen. Het is groter dan wat we in Nederland gewend zijn en gebouwd met een hoop witte pilaren enzo, met een groot dakterras waarvan het fundament in de Niger staat. Daar van de ondergaande zon genietende komt een uil ons begroeten, waarna hij een vleermuis achterna in de nachtelijke schemer wegsuist. Met zes Amerikanen wordt het een gezellige avond met herkenbare muziek.

Maandag in Kati wordt mijn thuiswerklust gestoord door drie stroomstoringen, maar toch kom ik een heel eind vooruit. 's Avonds ga ik met Arnold en Bernadette en Willem, mijn volgende gastheer, en zijn compagnon Baba uit eten in Bamako. Dit is het afscheid van Arnold, Bernadette en Willem, doordat de eerste twee naar Slowakije verhuizen.


[De foto's zijn vrijwel allemaal genomen 'in' het ziekenhuis van Bamako]

Geen opmerkingen: