Voordat Volen en zijn moeder ons naar de snelweg brengen, houden we een traditioneel paaseiergevecht, waarbij twee tegenstanders een beschilderd ei uitkiezen, en deze tegen het ei van de ander stoten. De twee 'uiteinden' van het ei geven twee kansen, en wiens ei het eerst aan twee kanten ingedeukt is, heeft verloren. De winnaar gaat verder tegen de volgende persoon, tot de machtigste van het gezelschap zich eiermeester van het jaar mag noemen, terwijl hij de laatste is die zijn eitje met zout kan bestrooien.
We vertellen een man in een peugeot, die op weg is naar een paasontbijt met zijn familie, over onze ervaring van behulpzaamheid van de Bulgaren. In de trolleybus in Sofia lukte het ons 1 keer wel om kaartjes te kopen. Dat kwam goed uit, want zodra ik zat en probeerde onze kaartjes uit mijn zak te vissen, merkte Eric op dat er juist een controleur aankwam. Het is duidelijk dat de kaartjescontroleurs van Bulgarije maar op twee eigenschappen geselecteerd worden; ze moeten groot en asociaal zijn. Omdat ik na Eric's opmerking omkeek kwam de uitsmijter direct naar me toe, zodat ik hem zo de ongestempelde kaartjes, die ik eindelijk uit mijn zak had kunnen halen, kon geven en daarbij op het verroeste kastje op de muur wees, aangevende dat ik ze daar nog even in moest stoppen om er een gaatje in te drukken. Daar nam hij geen genoegen mee. Hij eiste dat wij uit de bus zouden stappen, wat wij niet van plan waren daar dit juist was toen Ciska haar vliegtuig moest halen; we hadden dan ook geen tijd voor onzinnige formulieren of smeergeld op een politiebureau. We bleven, aangemoedigd door de medebusgebruikers, op onze plaatsen zitten. De omzittenden namen de problemen mondeling voor ons over en verdedigden ons net zo lang, tot de lompe man, zichtbaar in zijn trots gekrenkt, zelf de bus verliet en bedroefd op een bankje ging zitten om de volgende bus af te wachten.
Na dit verhaal van ons aangehoord te hebben, gaf de bestuurder ons een paasbrood cadeau. De volgende man, met een busje, bracht ons, samen met een ander stel, die we langs de weg tegenkwamen, naar de grens, waar we anderhalf uur wachten tot een auto met vier Roemenen stopte.
"Maar jullie hebben geen plek!", zegt Eric tegen hen.
"Voor 1 persoon wel", zegt de bestuurder, die al uitstapt.
"Maar we zijn met zijn tweeen..."
"Er komt nog een auto aan. Die kan de ander meenemen"
En inderdaad sluit even later de tweede nieuwe Roemeense auto aan, bestuurd door een rocker met lang haar. Samen met hem prop ik mijn matras, tent en pannenset achterin, bij hun eigen bagage. De tas neemt een van de jongens tussen zijn knieen, terwijl ik in het midden neerzit. Zeer oncomfortabel, maar dat kan me niets schelen, zolang de rocker me met 160 kilometer per uur direct naar het centrum van Thessaloniki brengt.
Bij de witte toren halen Kostas en Gristos ons met Kostas zijn nieuwe Mini Cooper op. We kennen hen al sinds vorig jaar, waar we samen met 150 andere reizigers vijf dagen op een eiland feest gevierd hebben. We beginnen met een sandwich en een cappucino, waarbij we gelijk met ons neus op het enorme prijsverschil tussen Bulgarije en Griekenland worden gedrukt. Later in Athene vind ik een wafel met ijs, karamel en chocoladesaus voor het luttele bedrag van 14 euro 50. In Sofia hadden we dezelfde, en hij was echt heel erg goed, voor 1 euro 25. Die avond ontmoeten we de Roemenen nog eenmaal. Mijn tas voelde al zo heerlijk licht sinds ik uit hun auto gestapt was...
Voor de avond maken we grote plannen, maar besluiten eerst, in afwachting van een telefoontje van Gristos, die we bij zijn ouders hebben afgezet, bij Kostas thuis een uurtje te gaan slapen. Om vijf uur 's ochtends word ik wakker en poets mijn tanden; Gristos heeft niet gebeld. We zullen hem in Athene weer spreken.
De volgende dag is het, een week na Nederland, dan ook eindelijk in Griekenland pasen. We besluiten Elisavet te bezoeken, die wij ook allemaal van vorig jaar kennen. Ze viert pasen bij familie in een dorpje 150 kilometer verderop. Daar draait het spit, dat een lam doorboort, dankzij een mechanisme automatisch rond, terwijl onder andere de tadziekie en griekse salade (hier gewoon salade genoemd) al op tafel worden neergezet. Nadat we ons ongans hebben gegeten aan het lam en de andere lekkernijen, en we voldoende met Ciporro bevloeit zijn, raken we aan het dansen; met onze armen in een rij aaneengeschakeld, waarbij Eric en ik ons best doen om de dames bij te houden, vergissen we ons voortdurend in de simpele, maar om gewenning vragende, stappatronen.
Na een paar nummers lukt dat aardig, maar dat is juist het moment dat een stapel borden aan diggelen wordt gegooid, tot er voldoende scherven ontstaan zijn om voor het hele gezelschap een gelukkig jaar te verzekeren. Het dansen komt daarmee tot een einde. Het is immers tijd voor de tiramisu, baklava, chocoladecake en nog een paar suikerhouders. Na ook dit verorberd te hebben, besluiten Kostas, Eric en ik ons in onze kuststad terug te trekken.
's Avonds drinken we een door Eric gemaakte cocktail, waarvan we ook een fles mee de kroeg in smokkelen, zodat we, gedekt door een biertje van vijf euro, de glazen van Kostas en zijn vriendin zo nu en dan kunnen bijvullen.
De volgende dag liften we met een paar auto's naar Athene. We staan anderhalf uur stil op een druk benzinestation. Juist als ik een oudere dame overeind help, die ongelukkig ten val kwam, doordat haar echtgenoot (tegen de verkeersrichting in) al begon te rijden, terwijl zij nog met haar gewicht op het asfalt stond, begint Eric met een man in een spiksplinternieuwe BMW te onderhandelen. Hij blijkt naar Pireaus te gaan, de siamese tweelingstad van Athene. Daar blijken wij, na enig sms-en met Gristos, ook te wonen. Eric en Nikola hebben 450 kilometer lang gespreksstof, terwijl ik op de achterbank voor mijn onderzoek gegevens uit Wenen in mijn laptop invoer en we links en rechts (voornamelijk links) de auto's inhalen, die ons, tot een uur voordat Nikola ons meenam, hadden laten staan.
Gristos brengt ons naar zijn appartement. Doordat hij de rekening niet ontvangen heeft is er geen elektriciteit, maar dat lost hij de volgende dag al op. Diezelfde dag begin ik met het Athene-deel van mijn onderzoek. Omdat het allemaal nog wat kleinschalig georganiseerd is in deze historische stad, bezoek ik gedurende de week wel zeven ziekenhuizen en minstens zoveel bibliotheken. Hierbij word ik door verschillende mensen bijgestaan, maar vooral door dokter Mammas, die in een van de bibliotheken opduikt, waar blijkt dat hij, net als ik, de volgende dag naar het Attikon ziekenhuis, dat buiten het centrum gelegen is, zal gaan, wat betekent dat ik met hem mee kan rijden. In de auto levert dat bijzondere gesprekken op:
"Hoe zijn de vrouwen in Holland? Respecteren ze mannen?"
"Ik denk het wel...", begin ik. "Hoe bedoelt u dat?"
"Erkennen ze de man als hoofd?"
"Nou, nee, gelukkig niet. Ze zijn zelfstandig. Vindt u dat belangrijk dan?"
"Je hoofd heeft prioriteit in het nemen van beslissingen. In het nemen van beslissingen", benadrukt hij. "Toch? Dat is belangrijk, anders gaat het mis."
"Kan een vrouw dan geen hoofd van de familie zijn? Of van het parlement?"
"Nee."
"Waarom niet?"
"Bestuur door vrouwen leid tot 'hypocrisy and crime', nee geen crime... tot misleiden... Ja, tot misleiden"
"Hoezo?", vraag ik bedenkelijk.
"Vrouwen hebben altijd iemand anders nodig om hen beter te maken. Ze hebben gebrek aan kracht. Yes..., they lack strength", kiest hij zorgvuldig zijn woorden uit, waarna hij ze langzaam uitspreekt.
"Wat vindt u dan van Angela Merkel?"
"Ik weet dat de Duitsers haar niet meer willen. Ze hebben door dat de voorspiegeling van progressie een illusie was. Ze zullen niet meer op haar stemmen."
"Wat vind jij van haar?"
"Ik ken haar niet..."
Vervolgens neemt hij me op sleeptouw naar alle bibliotheken, die mogelijk van invloed zouden kunnen zijn op de gegevens van mijn onderzoek. Bovendien meld hij, dat hij zelf thuis 4000 boeken heeft staan. Daar zou ik toch ook rekening mee moeten houden, zo vindt hij. Bij hem thuis, waar hij alleen woont, excuseert hij zich inderdaad terecht voor al die boeken, die in bij elkaar geraapte kasten en in grote stapels op de vloer, op de stoelen en op tafels, door de woonkamer verspreid staan. Hij voorziet mij van een handvol paaseieren, koekjes en andere zoethouders, waarna hij wat spullen bijeenraapt, die hij voor zijn eigen onderzoek nodig heeft. Buiten zijn we getuige van een ongeluk. Hij doet wat een dokter in de eerste minuten zou moeten doen en geeft mij ook handschoenen, wanneer de man op een brancard naar de aangekomen ambulance gebracht moet worden. Gelukkig kom ik er niet aan toe ze te gebruiken. Liever mensen die daarvoor gestudeerd hebben.
Tijdens een ijscoupe legt hij me een uitspraak van Plato uit, die hij op mij van toepassing vindt.
"If you have to suffer, suffer"
"What?"
"If you have to suffer..., if you have to suffer, then suffer"
"?"
"If you have to suffer, then suffer, want als je nooit lijdt, dan zul je nooit iets bereiken. Om iets te bereiken, moet je lijden. Je moet lijden", herhaalt hij geregeld zijn langzaam uitgesproken woorden.
"Ah, dus als je moet lijden om iets te bereiken; lijdt"
"Exactly"
"Oke, zal ik doen", beloof ik hem. Doe ik immers toch al.
"En je moet je natuurlijk aanpassen aan de lokale omstandigheden"
"Ja, zeker. Maar daar ben ik wel beoefend in"
"Dat zie ik"
"Want: wanneer je in Rome bent, doe dan zoals de Romeinen doen", voeg ik een uitspraak, die voor mij vaak van pas komt, aan zijn kennis toe.
Nouja, het ging me allemaal een beetje boven mijn pet, maar ik kon nog net de schijn ophouden dat ik hem kon volgen. Vreemd dat zo'n intelligent persoon er zo'n vertekend vrouwenbeeld op na houdt.
In de avonden vermaak ik me met Eric en Gristos, waarmee we eenmaal samen met Norma, een andere bekende van vorig jaar, in Lunapark belanden, en een andere avond met Yannis, waar ik in september gelogeerd heb, in een taverna uit eten gaan. Vrijdagmiddag voel ik me nog een beetje toerist als ik samen met een vriendin uit Rusland en Australie, die in Amsterdam woont, maar nu een conferentie in Athene heeft, door de stad slenter, vergezeld door haar vader en zus, die een maandje vanuit Australie naar Europa zijn overgekomen om haar te bezoeken.
Vrijdagavond verzanden Gristos, Eric en ik in het centrum, waar we in gesprek raken met de twee meiden naast ons, die veroorzaken dat we niet zaterdag, maar zondag de boot naar Chios nemen, zodat we zaterdag nog een mooi internationaal feestje kunnen vieren, waarbij twintig van de 5000 uitgenodigden op komen dagen. Het was zeer geslaagd, mede dankzij weer een spetterende vuurshow van Eric (zie foto).
Op zondag eten we aan de kust een hapje gefrituurde aubergine en in azijn gedoopte inktvis, waarna we onze tassen op onze ruggen hijsen en met de bus naar de haven vertrekken, verder naar het oosten.